Les vacances et la rentrée

Les vacances: Tu as été où et qu' est-ce que tu as fait?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les vacances: Tu as été où et qu' est-ce que tu as fait?

Slide 1 - Tekstslide

Les buts

  • Je kunt een vakantiebestemming presenteren
  • Je herhaalt de passé composé, en plaatsen en landen met voorzetsel 

Slide 2 - Tekstslide

Ken je deze woorden nog?
regardez
travaillez ensemble
choisissez
répondez
écrivez
utilisez
lisez
écoutez
traduisez
répétez

En deze?
la phrase
le mot
la page
la réponse
la traduction
le jeu
le verbe

Slide 3 - Tekstslide

Ken je deze woorden nog?
regardez= kijk
travaillez ensemble= werk samen
choisissez= kies
répondez= antwoord
écrivez= schrijf
utilisez= gebruik
lisez= lees
écoutez=luister
traduisez=vertaal
répétez= herhaal

En deze?
la phrase= de zin
le mot= het woord
la page= de bladzijde
la réponse= het antwoord
la traduction= de vertaling
le jeu= het spel
le verbe= het werkwoord

Slide 4 - Tekstslide

Voyage et vacances: welke Franse woorden horen bij dit thema, wat weet jij?

Slide 5 - Woordweb

Welke woorden reeks hoort bij elkaar?
A
le bateau, le bus, la route
B
l' autoroute, la voiture, la moto, le billet de train
C
la voie, le train, la gare, le péage
D
l'avion, l'aéroport, le vol

Slide 6 - Quizvraag

Quels sont les repas typiquement francais
A
Boeuf Bourguignon
B
les moules-frites
C
le couscous
D
la paëlla

Slide 7 - Quizvraag

Comment appelle-t-on les marchés au Maroc?
A
les hammams
B
la medina
C
les souks

Slide 8 - Quizvraag

Quelle est la capitale de l' Espagne?
A
Marrakech
B
Madrid
C
Paris
D
Seville

Slide 9 - Quizvraag

Quelles sont les deux langues officielles en Belgique?
A
le flamand
B
le néerlandais
C
le français
D
l'espagnol

Slide 10 - Quizvraag

Comment s'appelle
A

Slide 11 - Quizvraag

Révision: Gaan in of naar een land/plaats, continent
 À = villes et villages ( à Paris, à Utrecht )
En = continents et pays féminins ( en France, en Europe )
( woord eindigt op een E )
Au = pays masculins ( au Maroc, au Danemark )
( woord eindigt op een andere letter dan E )
Aux = pays au pluriel  ( aux Pays-Bas, aux Etats-Unis )

Slide 12 - Tekstslide

à
en
au
aux
Italie
Bruxelles
Pays-Bas
Luxembourg
Paris
États-Unis
Pérou
Asie

Slide 13 - Sleepvraag

Combine le pays avec le plat (= het gerecht).
la France
le Canada
la Réunion
la Suisse
la Belgique
les fruits de la passion
la fondue au fromage
le chou de Bruxelles
la poutine
la ratatouille

Slide 14 - Sleepvraag

Grammaire: Passé composé révision:
Hoe? ->Vorm van avoir of être= hulpwerkwoord
+ voltooid deelwoord
regelmatig:
ww op -er=é
ww op -ir=-
ww op -r= u
+ avoir
j' ai eu= ik heb gehad
j' ai été= ik ben geweest
j' ai fait= ik heb gedaan
j' ai pris= ik heb genomen
j' ai voyagé= ik heb gereisd
+être
je suis resté(e)= ik ben gebleven
je suis arrivé(e)= ik ben aangekomen
je suis rentré(e)= ik ben thuisgekomen

Slide 15 - Tekstslide

Werkwoorden kennen
être, avoir, faire, aller in présent en passé composé

Slide 16 - Tekstslide

Raad elkaars vakantiebestemming, noem 3 Franse woorden die het land omschrijven.
Lukt het niet noem dan een monument of een bezienswaardigheid extra
bv
la méditerranée
très chaud
Montagnes et plages

Prado

Slide 17 - Tekstslide

Tu as été où? ( antwoord in hele zin )

Slide 18 - Open vraag

Qu'est-ce que tu as fait pendant les vacances ( hele zin )

Slide 19 - Open vraag