Les 1 + 2 H7 materialen

Les 1 + 2 H7 materialen
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 1 + 2 H7 materialen

Slide 1 - Tekstslide

Plattegrond
Achterin





Docent
Aytug
Adrians
Mike
Karolina
Teun
Lukas
Jesse
Zoë
Luuk
Sabrina
Mert
Shalisha
Thomas
Esmenur
Dennis
Fleur
Peter
Elias
Fen
Mia
Lorijn
Cheveyo
Noah
Aya
Xavi

Slide 2 - Tekstslide

Ga naar de digitale lesmethode
Vul de klascode in: 
888776

Slide 3 - Tekstslide

Voorkennisvideo
Met wisbordjes

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen paragraaf 7.1
7.1.1 Je kunt drie eigenschappen noemen die belangrijk zijn voor een constructiemateriaal.
7.1.2 Je kunt uitleggen wat wordt bedoeld met ‘verspanen’ en ‘verspanende bewerkingen’.
7.1.3 Je kunt toelichten waarom vloeistoffen vaak in glas of in polyetheen worden verpakt.
7.1.4 Je kunt uitleggen waarom carbonfiber veel wordt toegepast in (top)sportartikelen.

Slide 5 - Tekstslide

Iets heeft de volgende eigenschappen.
Doorzichtig, hard en breekbaar.
Welke stof zou dit kunnen zijn?

Slide 6 - Open vraag

Hout

Geschikt als constructie materiaal

  • Goede trek en duwkrachten


Makkelijk te bewerken:

  • Verspaanbaar; kleine stukjes weghalen
  • Schaven, zagen, boren, vijlen, schuren...


Houten onderdelen verbinden:

  • Spijkers, Schroeven, Lijm, pennen, bouten en moeren

Slide 7 - Tekstslide

Glas

verpakkingsmateriaal:

  • Houdt vloeistoffen en gassen tegen.
  • Geeft geen stoffen af aan de inhoud van de fles.
  • glas niet wordt aangetast door zuren in de vloeistof.

Slide 8 - Tekstslide

Composieten 
Een composiet is een materiaal dat bestaat uit verschillende materialen. 

vb: Carbonfiber (kunststof en vezels)
  • kleine dichtheid
  • extreem sterk
  • kunnen grote trekkrachten opvangen

Slide 9 - Tekstslide

Polyetheen (PE)
Verschillende soorten:

  • LDPE = low density ;  lage 𝛒 PE       = taai en buigzaam.

  • HDPE = high density ; hoge 𝛒 PE   = taai en vrijwel onbreekbaar.








Slide 10 - Tekstslide

SAMENVATTING H7.1

Hout:
  • bestand tegen druk- en trekkrachten, makkelijk te verbinden en verspaanbaar
  • In veel constructies (stoel, huis, etc)

glas:
  • Houdt vloeistof en gassen tegen, doorzichtig, vormvast bij lage en hoge temperaturen
  • ramen, flessen, meubels



polyetheen (PE):
LDPE: 
  • taai en buigbaar => folie, plastic tassen
HDPE: 
  • Stijver, zelfde voordelen als glas, maar veel sterker => emmers, verpakking

Composieten: Kunststof versterkt met koolstofvezels
  • kleine dichtheid, extreem sterk en kunnen grote trekkrachten opvangen
  • vb Carbonfiber van racefietsframe

Slide 11 - Tekstslide

Met welke werktuigen kun je verspanende bewerkingen bij hout uitvoeren?
Met deze werktuigen kun je geen verspanende bewerkingen uitvoeren bij hout
Met deze werktuigen kun je verspanende bewerkingen uitvoeren bij hout
beitel
vijl
zaag
schaaf
hamer
lijmklem
schroevendraaier

Slide 12 - Sleepvraag

Waarom wordt bij topsport van carbon materialen gebruikt.
A
Het is licht
B
Het is goedkoop
C
De dichtheid is klein
D
Het is mooi

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen LDPE en HDPE ?
A
LDPE is taai en buigzaam HDPE is stijf
B
LDPE is goed voor emmers HDPE is goed voor folie
C
LDPE heeft een (erg) hoge dichtheid HDPE heeft een lagere dichtheid
D
LDPE smelt bij hoge temperatuur HDPE smelt bij lage temperatuur

Slide 14 - Quizvraag

Productieproces staal
https://youtu.be/nzHO4PTgaAw
Deze video is niet meer beschikbaar
Welke video was dit?

Slide 15 - Tekstslide

Productieproces
Grondstoffen uit de natuur halen
Grondstoffen chemisch bewerken
Halffabricaten maken

Eindproduct maken

Recyclen
1 - Het productieproces van elk product begint met grondstoffen. Deze halen we uit de natuur (bomen, steen, olie, etc). 
2 - Dan volgt het bewerken  van de grondstoffen. Dit is een chemisch proces.
3 - Dan heb je halffabricaten. Zoals rollen aluminiumplaten of planken hout.
4 - Met deze halffabricaten wordt het eindproduct gemaakt, zoals een blikje of een kast.
5 - Wanneer het eindproduct gebruikt is, moet je het recyclen. Zoals kleding doorgeven aan een ander om opnieuw te laten dragen.

Slide 16 - Tekstslide

Van grondstof tot product: aluminium
Bauxiet (soort kleingrond) wordt vermalen
Aluminiumoxide
wordt uit bauxiet gehaald
Dan wordt het aluminiumoxide gezuiverd tot wit poeder
Door elektriciteit en koolstof wordt het vloeibaar aluminium
Het vloeibaar aluminium wordt in staven of andere vormen gegoten of gebruikt in legeringen
Staven worden in andere vormen gedrukt of tot platen of folie gewalst
Of aluminium wordt gebruikt in vloeibare legeringen die in vormen worden gegoten
Na gebruik worden aluminium voorwerpen gerecycled tot nieuwe voorwerpen

Slide 17 - Tekstslide

Grondstof  => (chemisch) bewerken grondstof

Aluminium wordt gewonnen uit 
BAUXIET (aluminiumerts)
hieruit wordt aluminiumoxide uit gehaald (wit poeder)
 

Slide 18 - Tekstslide

Chemisch bewerken (2): De elektrolyse
 aluminiumoxide => vloeibaar aluminium



Oxiden zijn verbindingen met zuurstof
Aluminium en zuurstof worden gescheiden door middel van elektrolyse
Elektrolyse is een ontledingsreactie

aluminiumoxide + koolstof → aluminium + koolstofdioxide

Slide 19 - Tekstslide

Vloeibaar aluminium => Halffabrikaten
Broodjes
Rollen
Platen
Vloeibaar 
Aluminium
De vloeibare aluminium kan ook in een mengsel 
met andere metalen gebruikt worden. 
Dit wordt een legering genoemd

Slide 20 - Tekstslide

Van aluminium => Eindproduct
 
Kunnen we nog zonder?

Slide 21 - Tekstslide

Recyclen

Hergebruiken van materialen in nieuwe producten            
(dus niet hergebruik van producten)



Het maken van nieuwe producten heeft gevolgen voor Milieu
  • Verbruik van grondstoffen
  • Verbruik van energie
  • Ontstaan van afvalstoffen

Slide 22 - Tekstslide

Huiswerk
Kijk het filmpje van Wietsma over dichtheid.
Maak zelf aantekeningen bij het filmpje. 

Slide 23 - Tekstslide

Les 2
H7 paragraaf 3 & 4

Slide 24 - Tekstslide

Oefenen theorie 7.1 & 7.2
Lezen paragraaf 7.1 & 7.2
Maken 7.1 opg 5,7 en 8
Maken 7.2 opg 5,6 en 7

Slide 25 - Tekstslide

hst 7.3 "afvalverwerking"

Slide 26 - Tekstslide

Leerdoelen
7.3.1  Je kunt uitleggen waarom het nuttig is om afval te scheiden in verschillende soorten.
7.3.2  Je kunt het verschil uitleggen tussen gft-afval, klein chemisch afval en restafval.
7.3.3  Je kunt van afvalstoffen en kapotte spullen aangeven bij welk soort afval ze horen.
7.3.4  Je kunt vier manieren noemen om afval te verwerken, met hun voor- en nadelen.
7.3.5  Je kunt drie manieren beschrijven om milieuproblemen met afval te verminderen.

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Afbreekbaar
  • Biologisch afbreekbaar afval van planten en dieren, afgebroken door reducenten
  • Niet-biologisch afbreekbaar afval van kunststof, glas, metaal, steen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Biologisch afbreekbaar afval
Afval dat wordt afgebroken door bacterien en schimmels
Biologisch afbreekbaar
afval dat door reducenten (schimmels en bacteriën) kan worden afgebroken

Slide 31 - Tekstslide

Niet biologisch afbreekbaar afval
Afval dat niet door bacterien en schimmels wordt afgebroken.
Niet biologisch afbreekbaar
afval dat NIET door reducenten (schimmels en bacteriën) kan worden afgebroken

Slide 32 - Tekstslide

Welke soorten afval
kun je scheiden?

Slide 33 - Woordweb

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Milieustraat

Slide 36 - Tekstslide

Verwerken van afval
  • verbranden in verbrandingsovens
  • storten op vuilnisbelt
  • recyclen ( grondstof voor nieuwe producten)
  • hergebruiken ( statiegeldflessen)
  • composteren ( mest met voedingsstoffen voor planten)

Slide 37 - Tekstslide

Hoe bereken je de dichtheid van een voorwerp?
A
dichtheid = massa x volume
B
dichtheid = massa : volume
C
dichtheid = volume : massa
D
dichtheid = eindstand - beginstand

Slide 38 - Quizvraag

Massa bepaal je met een..................... .
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 39 - Quizvraag

Volume kun je bepalen met een................
A
liniaal
B
geodriehoek
C
weegschaal
D
maatcilinder

Slide 40 - Quizvraag

Een steen wordt ondergedompeld in water.
Beginstand: 15 mL.
Eindstand: 24 mL
Wat is het volume van de steen?
A
10 cm3
B
14 cm3
C
9 cm3
D
11 cm3

Slide 41 - Quizvraag

De massa van een voorwerp is 10 g.
Het volume is 5 cm3.
Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3

Slide 42 - Quizvraag

De massa van een voorwerp is 5 g.
Het volume is 10 cm3.
Wat is de dichtheid?
A
5 : 10 = 0,5 g/cm3
B
10 : 5 = 2 g/cm3
C
5 x 10 = 50 g/cm3

Slide 43 - Quizvraag

Leg uit waarom het ene blikje
cola zinkt en het andere drijft

Slide 44 - Open vraag

Practicum dichtheid
1 iPad per tweetal. Ieder eigen schrift:
Open proef 1 van hoofdstuk 7 op de digitale lesmethode. 
Volg de instructies.
Werk de antwoorden uit in je schrift. 
Klaar? Leg alles terug waar je het gepakt hebt.

Ga eventueel vast aan de slag met opg 1,2,5 en 8.
timer
30:00

Slide 45 - Tekstslide

Maken opdrachten
Maak 7.4 opg 1,2,5 en 8
Klaar? Begin vast met je huiswerk. 

Slide 46 - Tekstslide