Oefentoets H1

Oefentoets
Hoofdstuk 1
Vlakke figuren


1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets
Hoofdstuk 1
Vlakke figuren


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video


Maak af:

Deze lijnen zijn..........
A
even lang
B
evenwijdig
C
even groot
D
in evenwicht

Slide 3 - Quizvraag


Welk vlakke figuur is dit?
A
paralellogram
B
gelijkbenig trapezium
C
rechthoek
D
trapezium

Slide 4 - Quizvraag


Welk vlakke figuur is dit?
A
ruit
B
diamant
C
vlieger
D
vierhoek

Slide 5 - Quizvraag



Wat voor soort driehoek is dit?
A
gelijkzijdige driehoek
B
gelijkbenige driehoek
C
rechthoekige driehoek
D
rechtzijdige driehoek

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet dit vlakke figuur?
A
ovaal
B
ellips
C
cirkel
D
ei

Slide 7 - Quizvraag

Ik heb een figuur in gedachten:
- Het heeft 4 hoeken - Twee paar evenwijdige zijden -
Niet alle zijden zijn even lang - De hoeken zijn niet recht.
Welk figuur heb ik in gedachten?

Slide 8 - Open vraag

Wat voor soort driehoek is dit?
A
gelijkbenige driehoek
B
rechtbenige driehoek
C
gelijkzijdige driehoek
D
rechthoekige driehoek

Slide 9 - Quizvraag

Hoe heet dit figuur?
A
parallellogram
B
Vlieger
C
trapezium
D
gelijkbenig trapezium

Slide 10 - Quizvraag


Hoe heet deze driehoek?
A
Gelijkbenige driehoek
B
Gelijkzijdige driehoek
C
Rechthoekige driehoek
D
Stomphoekige driehoek

Slide 11 - Quizvraag

Welk vlakke figuur is dit?
A
vierhoek
B
rechthoek
C
ruit
D
vierkant

Slide 12 - Quizvraag

Welk figuur zie je hiernaast?
A
parallellogram
B
ruit
C
vlieger
D
trapezium

Slide 13 - Quizvraag

Welk figuur zie je hiernaast?
A
parallellogram
B
ruit
C
vlieger
D
trapezium

Slide 14 - Quizvraag

Welk figuur zie je hiernaast?
A
parallellogram
B
ruit
C
vlieger
D
trapezium

Slide 15 - Quizvraag

Hoe noem je dit vlakke figuur?
A
ruit
B
wiebertje
C
parallellogram
D
rechthoek

Slide 16 - Quizvraag

Hoe heet dit vlakke figuur:
A
trapezium
B
vlieger
C
parallellogram
D
vierhoek

Slide 17 - Quizvraag

Welk vlakke figuur is dit?
A
vierhoek
B
vijfhoek
C
zeshoek
D
achthoek

Slide 18 - Quizvraag

Sleep de naam naar het bijbehorende vlakke figuur: 
gelijkbenige driehoek
gelijkzijdige driehoek
gelijkbenige
rechthoekige
driehoek
rechthoekige
driehoek
gewone driehoek

Slide 19 - Sleepvraag

Sleep de naam naar het bijbehorende vlakke figuur: 
vierkant
rechthoek
ruit
parallellogram

Slide 20 - Sleepvraag

Sleep de naam naar het bijbehorende vlakke figuur: 
vierhoek
trapezium
gelijkbenig
trapezium
rechthoekig
trapezium
vlieger

Slide 21 - Sleepvraag

Slide 22 - Video

De 3 hoeken in een driehoek zijn samen altijd ....... graden
A
90 graden
B
120 graden
C
180 graden
D
360 graden

Slide 23 - Quizvraag

Bereken hoek C,
schrijf de berekening in je schrift:
A
25 graden
B
50 graden
C
30 graden
D
40 graden

Slide 24 - Quizvraag


Bereken hoek C, schrijf de berekening in je schrift:
A
70 graden
B
60 graden
C
50 graden
D
40 graden

Slide 25 - Quizvraag

Bereken hoek M, schrijf de berekening in je schrift:
A
59 graden
B
56 graden
C
28 graden
D
62 graden

Slide 26 - Quizvraag

Bereken hoek Q

Slide 27 - Open vraag

Bereken hoek G

Slide 28 - Open vraag

Bereken hoek M

Slide 29 - Open vraag

De 4 hoeken in een vierhoek zijn samen altijd ...... graden.
A
90
B
120
C
180
D
360

Slide 30 - Quizvraag

Hoek S is 110 graden. Bereken hoek P.
Schrijf de berekening in je schrift.
A
70 graden
B
140 graden
C
90 graden
D
30 graden

Slide 31 - Quizvraag

Bereken hoek B

Slide 32 - Open vraag

Bereken hoek B van
parallellogram ABCD

Slide 33 - Open vraag

Bereken hoek K van
vlieger KLMN

Slide 34 - Open vraag

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video

Slide 37 - Video

Tekenen
Teken de punten A (2 , 2)   B (6 , 2) en C (5 , 4)
in een assenstelsel in je schrift. 
AB en BC zijn twee zijden van het parallellogram ABCD. 
Teken parallellogram ABCD. 


Slide 38 - Tekstslide

Tekenen
Teken de punten A. (2,2) , B. (6,2) en C. (5,4) in een assenstelsel. 
Teken parallellogram ABCD. 


Slide 39 - Tekstslide

Tekenen
Teken de punten A. (2,2) , B. (6,2) en C. (5,4) in een assenstelsel. 
Teken parallellogram ABCD. 


Slide 40 - Tekstslide

Driehoek tekenen!
Van ∆PQR is PQ = 4 cm, ∠P = 43° en ∠Q = 86­°.
Teken ∆PQR op ware grootte in je schrift.
Maak altijd eerst een schets. 

Slide 41 - Tekstslide

Antwoord controleren


Controleer je antwoord met de afbeelding.

Slide 42 - Tekstslide

Driehoek tekenen!
Van ∆DEF is DE = 9 cm, ∠D = 27° en DF = 5 cm.
Teken ∆DEF op ware grootte in je schrift.

Slide 43 - Tekstslide

Antwoord controleren


Controleer je antwoord met de afbeelding.

Slide 44 - Tekstslide

Driehoek tekenen!
Van ∆ABC is AB = 5 cm, AC = BC = 6 cm.
Teken ∆ABC op ware grootte in je schrift.

Slide 45 - Tekstslide

Antwoord controleren


Controleer je antwoord met de afbeelding.

Slide 46 - Tekstslide

In de vorige opdracht heb je ∆ABC getekend. Wat voor soort driehoek is dit?
A
Rechthoekige driehoek
B
Gelijkzijdige driehoek
C
Gelijkbenige driehoek
D
Gewone driehoek

Slide 47 - Quizvraag

Heb je nog een vraag of opmerking voor de docent? Stel die dan hier:

Slide 48 - Open vraag