grammarb4theme1

Grammar 1 
Verleden tijd - voltooid tegenwoordige tijd - duurvorm van VT

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Grammar 1 
Verleden tijd - voltooid tegenwoordige tijd - duurvorm van VT

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste antwoord. Welke tijdsvorm gebruik je…

om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en nu is afgelopen?

A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
duurvorm verleden tijd
D
verleden tijd en duurvorm verleden tijd samen

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste antwoord. Welke tijdsvorm gebruik je…

om te zeggen dat iets in het verleden een tijdje aan de gang was?

A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
duurvorm verleden tijd
D
verleden tijd en duurvorm verleden tijd samen

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Kies het juiste antwoord. Welke tijdsvorm gebruik je…

wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is,
wanneer je nu het resultaat merkt van iets wat gebeurde in het
verleden?


A
verleden tijd
B
voltooid tegenwoordige tijd
C
duurvorm verleden tijd
D
verleden tijd en duurvorm verleden tijd samen

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They ..... (watch) a film last Friday
A
have watched voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
B
watched verleden tijd (VT)

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..... (visit) America?
A
Have you ever visited (VTT)
B
Did you ever visit (VT)

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We ..... (cycle) home when we ..... (see) an accident
A
were cycling - saw (DV VT)
B
cycled - were seeing (VT DV)

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

She ..... (work) at the supermarket for a year now.
A
has worked (VTT)
B
worked (VT)

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My friend ..... (play) in our play last month
A
has played (VTT)
B
played (VT)

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I ..... (write) an email when my phone ..... (ring).
A
wrote/ was ringing
B
was writing / rang

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The storm ..... (damage) those houses last autumn.
A
damaged
B
was damaging

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I'm late because I have ..... (miss) the bus
A
have missed
B
missed

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Grammar 2 
vragen + ontkennende vragen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Je kunt op verschillende manieren vragen maken in het Engels.
  • Zinnen met werkwoord to be of met hulpwerkwoord
Vragen met to be en hulpwerkwoorden (zoals can / may /should) maak je door het hulpwerkwoord vooraan in de zin te zetten:
  • You can swim very well.
  • Can you swim very well?
  • He is a good runner.
  • Is he a good runner?
Zinnen met andere werkwoorden
Voor de overige werkwoorden begin je vragen met een vorm van het woord "do". 
Dit woord wordt ook wel de "dummy-do" genoemd omdat het een woordje is dat op zichzelf niks betekent maar de mogelijkheid biedt om een zin een andere functie te geven (zoals, in dit geval, van een zin een vraagzin maken):
  • Dogs like meat.
  • Do dogs like meat?
Bij he / she /it gebruik je niet do maar does.
Het werkwoord verliest de s omdat de s nu al in does staat!
  • He loves to play tennis.
  • Does he love to play tennis?

Slide 18 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Example:
Sheila wants to go to the cinema.

+ Does Sheila want to go to the cinema?

- Doesn't Sheila want to go to the cinema?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin:
We could ask her to join us.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin:
He likes this band.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een ontkennende vraag:
She told us to get the tickets.

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een ontkennende vraag:
I have seen this film before.

Slide 23 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een vraagzin:
They really love that actor.

Slide 24 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak een ontkennende vraag:
Dad gave us some money to buy the tickets

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Stone
Zo vraag je naar en geef je meer bijzonderheden.

Let's practise:

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom denk je dat deze film zo succesvol is?
Why do you think
Why do you think
this film
the film
is such a succes?
is so good?

Slide 27 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vind je zijn show niet grappig?
Dont you think
Why do you think
this comedian
his show
is funny
is so popular

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

De serie gaat over een Amerikaanse familie en hun avonturen
This series
is
about
an American family
and
their
adventures

Slide 29 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Iedereen barstte in lachen uit.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik maakte een grote chocoladetaart voor mijn moeders verjaardag.

Slide 31 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

De film is erg goed, omdat de grappen erg origineel zijn.

Slide 32 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies