Thema 5, H1 woordenschat deel 1

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1

Nederlands

Thema 5 hoofdstuk 1

Woordenschat

Doel

Aan het einde van deze les:

Ken ik de betekenis van de themawoorden over vervoer

Terugblik op de start

Start

Blz 18 en 19

We lezen en bespreken de woorden van het thema en hun betekenissen

Zijn alle woorden duidelijk?

Samen oefenen

Je krijgt zometeen 5 plaatjes en/ of zinnen te zien

Weet jij welk woord erbij hoort?

Probeer het te doen zonder in je boek te kijken

Welk woord:
De conducteur

Welk woord past bij het plaatje?

Welk woord past bij deze betekenis?
De drukste uren in het verkeer, bijvoorbeeld in de ochtend of middag

1. het verkeer
2. de reisplanner
3. De spits
4. het openbaar vervoer

Welk woord past bij deze betekenis?

Puzzelen

Op de volgende dia's staan woorden van dit hoofdstuk.

De letters staan door elkaar.

Weet jij welk woord er staat?

Spieken mag als je het niet weet.

Puzzelen: welk woord staat hier?
rkeveer

Puzzelen: welk woord staat hier?
teginsrgelined

Puzzelen: welk woord staat hier?
itpss

Puzzelen: welk woord staat hier?
aobenapr oveerrv

Maken

Blz 21, opdracht 2

blz 22, opdracht 3

blz. 23 + 24, opdracht 4

Klaar? 

Online op Studimeter oefenen

Thema 5, vervoer --> Hoofdstuk 1 woordenschat

Nabespreken

Blz. 20 en 21