Proeftoets Spelling (SP2) Havo / VWO

Lekker lezen,
leg je huiswerk op de
hoek van je tafel
timer
10:00
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Lekker lezen,
leg je huiswerk op de
hoek van je tafel
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

wat gaan we doen?
nakijken huiswerk
herhaling h1-h4
start hoofdstuk 5

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht 3
1 amfibieën
2 diskjockeys
3 herfstbladeren
4 hippies

5 lomperiken
6 olievaten
7 passagiers
8 slaven
9 zebra’s

Slide 3 - Tekstslide

a boterhammen + l koekblikken: verdubbeling laatste medeklinker + 
-en toevoegen

Slide 4 - Tekstslide

b damschijven + q postduiven: 
f → v + -en toevoegen

Slide 5 - Tekstslide

c dreumesen + m luiwammesen:
 -en toevoegen 
(klemtoon niet op laatste lettergreep) 

Slide 6 - Tekstslide

d EK’s + p pizza’s: 
’s toevoegen

Slide 7 - Tekstslide

e fornuizen + t zwemvliezen: 
s → z en -en toevoegen

Slide 8 - Tekstslide

f kaarsen + h kersen: 
-en toevoegen (s blijft staan)

Slide 9 - Tekstslide

g kanaries + r treincoupés: 
-s direct achter enkelvoud

Slide 10 - Tekstslide

i kievitseieren + k kleinkinderen: 
-eren toevoegen

Slide 11 - Tekstslide

j kleinigheden + n mogelijkheden: 
-heid → -heden

Slide 12 - Tekstslide

o perziken + s viezeriken:
 -en toevoegen 
(klemtoon niet op laatste lettergreep) 

Slide 13 - Tekstslide

Meervoud van woorden met onbeklemtoonde -ik, -es, -et
In deze gevallen wordt de medeklinker niet verdubbeld:

dreumes > dreumesen
havik > haviken
monnik > monniken

Slide 14 - Tekstslide

Opdracht 5*
1 a diefstallen
b festivals
c geluksgetallen

d golfballen
e musicals
f professionals

Slide 15 - Tekstslide

2 Bij woorden op -al schrijven we het meervoud met -(al)len, behalve bij leenwoorden (woorden uit een andere taal, hier het Engels) die in de oorspronkelijke taal een meervoud op -s hebben: die krijgen in het Nederlands ook alleen -s.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht 6
1 Op het rangeerterrein werden de gestrande reizigers verblijd met een ontbijt.
2 Je lijdt minder pijn als je de pleister geregeld verwijdert en de wond reinigt.
3 Veel jongeren twijfelen tijdens de puberteit over hun identiteit.

Slide 17 - Tekstslide

4 Een mooi karwei: maak een brij van andijvie en olijven. Wordt dit wel een lekkernij?
5 De kwaliteit van de schilderijen op de veiling was hoog.
6 Mijn oma breit vlijtig aan een wintertrui met op beide kanten een hert met een groot gewei.

Slide 18 - Tekstslide

Even checken......
Jullie krijgen nu wat vragen over spelling h1-h4
voordat we verder gaan met hoofdstuk 5 

Slide 19 - Tekstslide

In welke zin zijn de hoofdletters correct gebruikt?
A
Auto's van Peugeot komen uit Frankrijk.
B
In zuid-Holland regent het de hele dag.
C
'S ochtends ga ik altijd douchen.
D
Henk Van De Molen heeft de quiz gewonnen

Slide 20 - Quizvraag

Welke spelling is correct?
A
aplaudiseren
B
applaudiseren
C
aplaudisseren
D
applaudisseren

Slide 21 - Quizvraag

Schrijf het verkleinwoord op van
baby

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord op van
koning

Slide 23 - Open vraag

Schrijf het verkleinwoord op van
tosti

Slide 24 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van
huismus

Slide 25 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van
vloedgolf

Slide 26 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van
monnik

Slide 27 - Open vraag

Welke spelling is correct?
A
eerste kerstdag
B
eerste Kerstdag
C
Eerste kerstdag
D
Eerste Kerstdag

Slide 28 - Quizvraag

Schrijf het meervoud op van
olie

Slide 29 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van
fee

Slide 30 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van
cadeau

Slide 31 - Open vraag

Wat is de vergrotende en overtreffende trap van 'verbaasd'?
Schrijf de woorden onder elkaar.

Slide 32 - Open vraag

En nu verder naar h5
spelling van bijvoeglijke naamwoorden
doel: je kunt (stoffelijke) bijvoeglijke naamwoorden 
correct spellen

Slide 33 - Tekstslide

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord. De meeste bijvoeglijke naamwoorden hebben twee vormen: een korte vorm en een lange vorm

Slide 34 - Tekstslide

Zo spel je de lange vorm van het bijvoeglijk naamwoord:
Zet een -e achter het woord. Klein --> kleine, sterk --> sterke, mager --> magere

Slide 35 - Tekstslide

Bij sommige bijvoeglijke naamwoorden moet je ook:
- de laatste letter verdubbelen: fris -frisse, tof - toffe
- een a, e, o of u weghalen: laag - lage, rood -rode
- een f in een v veranderen: gaaf - gave, doof -dove
- een s in een z veranderen: vies - vieze, grijs - grijze

Slide 36 - Tekstslide

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden hebben geen korte of lange vorm.
Ze eindigen meestal op -en: houten, blikken, zijden.

Slide 37 - Tekstslide

Sommige bijvoeglijke naamwoorden schrijf je met een trema. Zo voorkom je dat het woord verkeerd wordt uitgesproken. Bv. officiële, reële.

Slide 38 - Tekstslide

tot slot
schrijf over het bijvoeglijk naamwoord een samenvatting.
Lever die in en dan kun je je huiswerk gaan maken

Slide 39 - Tekstslide

Huiswerk
Dinsdag 5 april
maken opdracht 1 & 2
bladzijde 163

We hakken dit hoofdstuk in kleine stukjes in verband met de boekenpitch.

Slide 40 - Tekstslide