inktober

Beeldaspect Textuur en Structuur

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Beeldende vormingMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Beeldaspect Textuur en Structuur

Slide 1 - Tekstslide

Texturen 
(hoe het voelt) 
kun je voelen, ruw, grof, bobbelig, korrelig,zacht etc.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wat is Textuur?

Textuur is de oppervlakte van alles we kunnen zien en voelen. De tafel heeft bijna geen textuur want die is vlak en glad, maar de schors van een boom wel want die is ruw en grof. De Vacht van een vos is weer zacht en harig. Maar hoe kan je nou in een tekening laten zien of iets zacht of juist stekelig aan voelt?
Textuur hoe het voelt, structuur alles bij elkaar.

Slide 4 - Tekstslide


Textuur hoe het voelt structuur hoe je het tekent en hoe het bij elkaar heet.



De bekenste vorm van structuur toe passen in de tekenkunst heet "arceren". Eigenlijk teken je allemaal hele kleine lijntjes. Hoe dichter je die lijntjes bij elkaar zet, hoe donkerder de arcering word. 

Hoe verder je de lijntjes van elkaar af zet, hoe lichter het word. Zo maak je verschillende tonen of tinten met maar 1 kleur. Op de volgende slide zie je voorbeelden van verschillende tonen van structuur en een voorbeeld van een tekening met alleen maar dit soort lijntjes (gearceerd)

 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Afstand tussen de lijnen

Slide 7 - Tekstslide

richting van de lijnen

Slide 8 - Tekstslide

Let op het verschil tussen textuur en structuur!
Textuur hoe het voelt en hoe je het kan tekenen (de spons).
Structuur is alles bij elkaar de herhaling het patroon (de losse onderdelen aan elkaar). 
Hoe zitten de losse texturen aan elkaar.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

opdracht 1
  1. Fotografeer 10 verschillende texturen, Bijvoorbeeld als je naar huis gaat buiten.
  2. Schrijf erbij wat voor textuur het is.
  3.  Bewaar op jouw telefoon, maak er een Wordbestand van en laat het op school uitprinten.
  4.  

Slide 15 - Tekstslide

Plaats hier een foto van minimaal 10 structuren (collage).

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een structuur en een textuur?

Slide 17 - Open vraag

Opdracht 2
Teken het werkblad met potlood en liniaal na op een strookje , je hebt 2 strookjes nodig. Zet je naam erop en je klas.  
  • Elk vakje is 5 x 5 cm.
  • Tussen de vakjes laat je ruimte van 1,5 cm. 
  • De onderste balk is opgebouwd uit 7 vakjes van 2,5 x 2,5 cm.
In elk vakje komt een andere structuur. 3 huidstructuren, 3 kunstmatige structuren en 3 fantasie structuren
In de onderste balk kies je een van de structuren en deze ga je van licht naar donker in de vakjes tekenen. 
De structuren trek je over met inkt en een kroontjes pen! 

Laat je structuren goed keuren voordat je begint met inkt! 

duur: 1 les (1 blokuur)


Huid/vacht
Kunstmatige structuur
fantasie structuur

Slide 18 - Tekstslide

Opdracht 3
Nu heb je geoefend met structuur en inkt. 
Nu ontwerp je een eigen fantasie dier met  minimaal 3 verschillende dieren. 
(meer dan 3 mag, maar minder niet)
Per dier breng je een structuur aan, dus hoe meer verschillende dieren, hoe meer verschillende structuren. 
1. Maak 3 schetsen op schets papier ( max 1 lesuur)
2. Werk je beste schets uit op dikker papier, de structuren vul je later in met inkt.
3. Teken de verschillende structuren van je fantasie dier in met inkt.
4. Voeg een achtergrond toe. (2 lesuren)

Slide 19 - Tekstslide

Minimaal 3 verschillende dieren
Meer mag altijd, maar niet minder!
1
2
3
4
5

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Zorg dat je dieren goed aanluiten. Ook als ze bijvoorbeeld lange en korte poten hebben.

Slide 22 - Tekstslide

Gebruik echte dieren als voorbeelden, dus geen getekende plaatsjes. Daar wordt vaak geen structuur gebruikt

Slide 23 - Tekstslide

Teken de omgeving van je dier. Bedenk goed of dit onderwater, in de lucht of in een bos is.

Slide 24 - Tekstslide

Beoordeling
 (2) bestaat het dier uit 3 soorten?
(2,5) Heeft de huid verschillende structuren?
 (2) Is er een achtergrond?
 (1) creativiteit?
(1) chill factor
 (1) compositie
( 0,5) reflectie

Slide 25 - Tekstslide

Veel plezier met de opdracht!
Veel plezier met de opdracht! Veel plezier met de opdracht! Veel plezier met de opdracht! Veel plezier met de opdracht !Veel plezier met de opdracht Veel plezier met de opdracht! ! Veel plezier met de opdracht! Veel plezier met de opdracht! Veel plezier met de opdracht! Veel plezier met de opdracht! 

Slide 26 - Tekstslide

Structuur en Textuur

Slide 27 - Woordweb

Structuur
Structuur is de wijze waarop iets is opgebouwd uit kleinere delen. Structuur vind je in de samenstelling van vormen en materialen. Andere woorden voor structuur zijn: opbouw, samenstelling of ordening.

Slide 28 - Tekstslide

Structuursoorten

Structuren zijn soms makkelijk te benoemen, hout heeft bijvoorbeeld een duidelijke structuur van jaarringen en vezels.


Maar soms is het lastig. De structuur van materialen als glas, metaal en kunststof is zo dicht op elkaar gepakt dat je het met het blote oog niet kunt zien. Een aantal voorbeelden van structuren zijn:

Slide 29 - Tekstslide

Natuurlijke Structuren
Natuurlijke structuren, zoals het  skelet van mens of dier, bladnerven, kristallen, enz.

Slide 30 - Tekstslide

Door de mens gemaakte structuren
Door de mens gemaakte structuren, zoals vlechtstructuren, stapelstructuren, bouwconstructies, enz.

Slide 31 - Tekstslide

Regelmatige structuren
Regelmatige structuren, waarbij alle onderdelen dezelfde vorm hebben en op een regelmatige manier zijn samengesteld.

Slide 32 - Tekstslide

Onregelmatige structuren
Onregelmatige structuren, waarbij de onderdelen verschillende vormen hebben of van verschillende grootte zijn en op een onregelmatige manier zijn samengesteld.

Slide 33 - Tekstslide