V3 WEEK 2 Chap. 3 Bron C + F

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde ! 
Start klaar ?

  • Ga rustig op je vaste plek zitten.
  • Doe je jas en oortjes uit.
  • Doe je telefoon in het zakkie en in je tas.
  • Op tafel: laptop, etui, boek en jdw-map
  • Timer af: stoppen met praten & de les begint

timer
3:00

Slide 1 - Tekstslide

Présence (Aanwezigheid)
Tout le monde est présent?
(Is iedereen aanwezig?)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. R / T1 Ik ken woorden die te maken hebben met reizen en vervoer.
  2. T1 Ik kan de passé composé met het hulpwerkwoord avoir gebruiken met (on)regelmatige werkwoorden.
  3. Ik weet dat een voltooid deelwoord zich aanpast aan het onderwerp als het hulpwerkwoord être is.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).
Wat hebben we ook alweer voor de vakantie behandeld?

Slide 4 - Tekstslide

Le passé composé
onderwerp + hulpwerkwoord + hoofdwerkwoord
persoonsvorm
voltooid deelwoord
onderwerp
nous
avons
gagné
le match.
Tu
as
gagné
le match.

Slide 5 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden
donner = donné
vendre = vendu
finir = fini

Slide 6 - Tekstslide

la maison d'être

Slide 7 - Tekstslide

arriver - partir
rentrer - sortir
aller - venir
monter - descendre

naître - mourir
passer
rester
retourner


aankomen - vertrekken
naar binnen gaan - naar buiten gaan
gaan - komen
instappen - uitstappen
naar boven gaan - naar beneden gaan
geboren worden - sterven
ergens langs gaan
blijven
terug gaan


Slide 8 - Tekstslide

+ e
  /
+ s

Slide 9 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord
past zich aan het onderwerp aan als het hulpwerkwoord ÊTRE is.





Il
est
tombé
du cheval.
elle
est
tombée
du cheval.
Ils
sont
tombés
du cheval.
elles
du cheval.
sont
tombées

Slide 10 - Tekstslide

Stappenplan
1. Ga op zoek naar het onderwerp van de zin.
2. Is het hulpwerkwoord avoir of être?

Avoir

3. vervoeg het hulpwerkwoord met het onderwerp.
4. Maak het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord en zet het achter het hulpwerkwoord. KLAAR!
être
3. vervoeg het hulpwerkwoord met het onderwerp.
4. Maak het voltooid deelwoord van het hoofdwerkwoord en zet het achter het hulpwerkwoord.
5. Pas het voltooid deelwoord aan het onderwerp aan: Voeg - / e / s / es toe. KLAAR

Slide 11 - Tekstslide

Les mots de la semaine

Slide 12 - Tekstslide

Le moyen de transport
Le voyageur
Le billet
En direction de
Le départ - l'arrivée
Les horaires
Le retard
Le renseignement
Changer
manquer
la grève
la voie
Het vervoersmiddel
de reiziger
het kaartje
richting
het vertrek - de aankomst
de vertrektijden
de vertraging
de inlichtingen
overstappen
missen
de staking
het spoor

Slide 13 - Tekstslide

Les mots de la semaine

Slide 14 - Tekstslide

L’avion
La voiture
La gare
L’aller-retour
L’aller simple
La voie
La région
Prendre le vélo
Aller à pied
Avoir envie de

het vliegtuig
de auto
het (trein)station
het retourtje
het enkele kaartje
het spoor
de regio
op de fiets gaan
te voet gaan / lopen
zin hebben in / om

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. T2 Ik kan korte teksten over verschillende onderwerpen lezen en er inhoudelijke vragen over beantwoorden.
  2. T2 Ik kan basale vragen over een (trein)reis begrijpen en beantwoorden in een eenvoudig gesprek.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 16 - Tekstslide

Exercices
Chapitre 3
Bron C
Ex. 12abc,13

Bron F 
Ex. 22, 23abcd, 25ac



Slide 17 - Tekstslide

Les mots de la semaine

Slide 18 - Tekstslide

La pluie
La saison
Le temps libre
Appeler
nettoyer
La chambre
Le lit
La salle de bain
Le petit-déjeuner
La vue

de regen
het seizoen
de vrije tijd
roepen / noemen
schoonmaken
de kamer
het bed
de badkamer
het ontbijt
het uitzicht

Slide 19 - Tekstslide

p. 104
ex. 12
Phrases clés

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

ex. 22 / 23
p. 114/115

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Instructie 

Slide 28 - Tekstslide

ex. 5a

Slide 29 - Tekstslide

ex. 5a

Slide 30 - Tekstslide

ex 5b

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

7a

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Leerdoelen

  1. T2 Ik kan specifieke informatie vinden / begrijpen in een (luister)tekst.


*Leerdoelen zijn RTTI geformuleerd (in leerlingentaal).

Slide 36 - Tekstslide

Instructie 

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Slide 39 - Tekstslide

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Tekstslide

Controlevragen
A
a.
B
b.
C
c.
D
d.

Slide 44 - Quizvraag

Aan de slag

Slide 45 - Tekstslide

Nabespreking

Slide 46 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 47 - Tekstslide

Begrippen uit deze les

Slide 48 - Tekstslide


Schrijf 3 dingen op die
je deze les hebt geleerd

Slide 49 - Open vraag


Stel 1 vraag over iets dat je
deze les nog niet zo goed hebt begrepen

Slide 50 - Open vraag