Grammar 3 ps and pp lesson 2

Lesson plan
Today you'll learn when and how to use the past simple and the present perfect

#goal : Na deze les kun je iets vertellen wat je in de kerstvakantie hebt gedaan door de verleden tijd (past simple) te gebruiken
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesson plan
Today you'll learn when and how to use the past simple and the present perfect

#goal : Na deze les kun je iets vertellen wat je in de kerstvakantie hebt gedaan door de verleden tijd (past simple) te gebruiken

Slide 1 - Tekstslide

Past Simple

Slide 2 - Tekstslide

De Past Simple is de verleden tijd. Deze tijd gebruik je wanneer iets in het het verleden is begonnen en ook al is afgelopen. 
Bij regelmatige ww eindigt het ww op -ed.
(I live wordt I lived)
bij onregelmatige ww kies je de 2e vorm (stencil)
I do wordt I did)

Er staat vaak een verleden tijdsbepaling in de zin.
Last year, 2003, yesterday, this morning etc. 

Slide 3 - Tekstslide

The past simple

Slide 4 - Tekstslide

Vragen in de verleden tijd maak je met did. Let op dat het ww dan weer in de tegenwoordige tijd (present simple) komt te staan. 

Bijv: I went to a party  last night. 
Did I go to a party last night?

She worked at a supermarket.
Did she work at a supermarket?

Slide 5 - Tekstslide

Ontkenning in de past simple maak je door didn't te gebruiken. Let op, hierbij geldt ook dat het ww weer in de tegenwoordige tijd komt te staan.

I went to a party last night.
I didn't go to a party last night.

She worked at a supermarket.
She didn't work at a supermarket.

Slide 6 - Tekstslide

Past simple:
you _____ (clean)
A
clean
B
cleans
C
cleaned
D
cleanet

Slide 7 - Quizvraag

Past simple
He _________ (feel) tired
A
feeld
B
felt
C
feeled

Slide 8 - Quizvraag

Past Simple of
to think?
A
tought
B
taught
C
thought
D
thinked

Slide 9 - Quizvraag

Past Simple van to buy
A
buyed
B
buyd
C
bought
D
bougt

Slide 10 - Quizvraag

Past simple:
she _____ (watch)
A
watched
B
watches
C
watch

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple
of to go?
A
gone
B
went
C
goed
D
goes

Slide 12 - Quizvraag

Past simple:
I _____ (study)
A
study
B
studyed
C
studies
D
studied

Slide 13 - Quizvraag

Ik snap de Past Simple
A
Yep
B
Nope

Slide 14 - Quizvraag

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Present Perfect
Je maakt het de voltooid tegenwoordige tijd met have/has + voltooid deelwoord.
Bij regelmatige werkwoorden maak je het volt deelwoord door er -ed achter het werkwoord te zetten.
Bij onregelmatige ww heeft het volt deelw een eigen vorm. (de 3e vorm van rijtje onregelmatige ww)

Slide 17 - Tekstslide

Je gebruikt de present perfect om:
  • 1. te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is. Vaak staan er dan woorden zoals for, since, ever, never, just, yet in de zin.
  • 2. te praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe.
  • 3. te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daar nu het resultaat van merkt.

(voorbeelden staan op de volgende slides)

Slide 18 - Tekstslide

1. te zeggen dat iets in het verleden is begonnen en nu nog aan de gang is. Vaak staan er dan woorden zoals for, since, ever, never, just, yet in de zin.

She has lived in Amsterdam since 2012.

I have know her for many years.



Slide 19 - Tekstslide

2. te praten over ervaringen in iemands leven tot nu toe.
I have never visited Nepal.

She has just won her first medal!

Slide 20 - Tekstslide

3. te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daar nu het resultaat van merkt.
She can't walk, she has broken her leg.

I will be late because I have missed the bus.

Slide 21 - Tekstslide

For or since
You use for : specific dates or years
You use since: for a longer period of time

Slide 22 - Tekstslide

Ontkenningen in de present perfect
(negations)
 I/you/we/they + have + not + voltooid deelwoord + rest vd zin.
You have not done your homework yet.
Tom and Sanne have not kissed before.

he/she/it + has + not + voltooid deelwoord + rest vd zin.
He has not moved to another city.
Jessy has not cooked dinner before.

Slide 23 - Tekstslide

for or since
I've had a headache ______ Monday
A
since
B
for

Slide 24 - Quizvraag

for or since

I have known Mary _____ a long time now
A
since
B
for

Slide 25 - Quizvraag

I have been a student of English ..3 years.
A
for
B
since

Slide 26 - Quizvraag

Present perfect:
I ...... (read)
A
I read
B
I have read

Slide 27 - Quizvraag

Jack watched television
A
Present perfect
B
Past simple

Slide 28 - Quizvraag

Lucy lived in London.
A
Past simple
B
Present perfect

Slide 29 - Quizvraag

We worked 5 hours yesterday.
A
past simple
B
present perfect

Slide 30 - Quizvraag

He has worked very hard.
A
past simple
B
present perfect

Slide 31 - Quizvraag

What is the tense in this sentence?
My computer has crashed.
A
Past Simple
B
Present Simple
C
Present Perfect
D
Past perfect

Slide 32 - Quizvraag

This quiz has ended.
A
past simple
B
present perfect
C
past perfect
D
past continuous

Slide 33 - Quizvraag