Paragraaf 3.4: De nieren

Werkwijze Biologie
Pak je spullen:
  • Eventueel laptop
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Werkwijze Biologie
Pak je spullen:
  • Eventueel laptop
  • Biologieboek
  • Schrift voor aantekeningen
  • Pen
  • Mobiel in de tas!

Mooi! Dan gaan we beginnen!

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Herhaling paragraaf 3.3: De lever

  • Uitleg paragraaf 3.4: De nieren


  • Zelfstandig werken aan paragraaf 3.4





Slide 2 - Tekstslide

Vorige les

  1. Ik kan de bouw, werking en functies van de lever beschrijven en je kunt uitleggen hoe het interne milieu min of meer constant wordt gehouden door de lever (homeostase)

Slide 3 - Tekstslide

Wat weet je nog van de lever?

1. Schrijf voor jezelf de onderdelen 1 t/m 7 op.
(2 minuten)

2. Deel & check met je buurman/buurvrouw
(1 minuut)

Slide 4 - Tekstslide

Wat weet je nog van de lever?

Check!

Slide 5 - Tekstslide

Wat weet je nog van de lever?
1. Schrijf voor jezelf op welke functies de lever heeft.
(2 minuten)

2. Deel met je buurman/buurvrouw
(2 minuten)

Slide 6 - Tekstslide

Functies van de lever
  • Productie gal - galblaas - twaalfvingerige darm
  • Afbraak rode bloedcellen - bilirubine (galwegen) + ijzer (ferritine - opslag)
  • Opslag - vitaminen, mineralen en glycogeen - bloedsuikerspiegel
  • Eiwitstofwisseling - transaminering en desaminering 
  • Lipidenstofwisseling - cholesterolconcentratie - galzure zouten/. steroidhormonen/vit D
  • Stollingsfactoren - fibronigeen en protrombine
  • Detoxificatie - onwerkzaam (alcohol) of opslag (kwik) - levercirrose - vetopslag

Slide 7 - Tekstslide

Lever functies
Huid

Slide 8 - Tekstslide

Paragraaf 3.4: De nieren
3.3 De nieren
p144

Slide 9 - Tekstslide

Lesdoelen
  1. Ik kan de delen van de nieren en de urinewegen benoemen.
  2. Ik kan uitleggen op welke manier de werking van de nieren noodzakelijk is voor de regeling van de osmotische waarde van het bloed (homeostase).
  3. Ik kan aan de hand van een afbeelding uitleggen hoe bloeddruk, ultrafiltratie en terugresorptie leiden tot urineproductie.
  4. Ik kan beschrijven hoe de aan- of afwezigheid van ADH in het bloed de urineproductie reguleert (homeostase).
BINAS 85

Slide 10 - Tekstslide

Uitscheidingsstelsel
De afvalstoffen worden via de aorta naar de nierslagader vervoert.
de nieren zuiveren dit en vervoeren dit via de nierader naar de onderste holle ader

Slide 11 - Tekstslide

Werking nieren
  • Afvalstoffen uit het bloed zuiveren (zoals zouten)
  • Niermerg en nierschors maken hier urine van
  • Urine wordt verzameld in de nierbekkens

Slide 12 - Tekstslide

Doorbloeding nieren

Per minuut stroomt er ruim 1 liter bloed door de nieren.

Hart -> aorta -> nierslagader -> kleinere nierslagadertjes -> Glomerulus -> haarvaten rond nierbuisjes  -> kleinere nieradertjes   ->  nierader  ->  onderste holle ader   --> hart




Slide 13 - Tekstslide

nierschors (verwijderen afvalstoffen)
niermerg ( verwijderen afvalstoffen)
nierbekken( urine wordt verzameld)
nierslagader ( vol afvalstoffen!)
nierader (gezuiverd bloed)
urineleider (urine afvoeren)

Slide 14 - Tekstslide

Nierschors
Niermerg
Nierbekken
Nierader
Nierslagader

Slide 15 - Sleepvraag

Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas.
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Hier worden afvalstoffen uit het bloed gehaald.
Niermerg en nierschors
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis

Slide 16 - Sleepvraag

Nierunit - nefron
  • In nierschors en niermerg liggen nefronen
  • Nefronen bestaan uit nierbuisjes
  • Nierbuisjes monden uit in verzamelbuisjes en die weer in nierbekken
  • Nierbuisje start met nierkapseltje (kapsel van Bowman), heeft twee gekronkelde delen en een lus (lis van Henle)
  • Haarvaten uit nierslagader: glomerulus
  • Diameter afvoerende arteriolen klein, zorgt voor hoge bloeddruk glomerulus
  • Veroorzaakt ultrafiltratie naar nierkapsel

Slide 17 - Tekstslide

Vorming van urine

Lichaam van Malpighi

Door bloeddruk wordt deel van het bloed uit glomerulus in de holte van het kapsel van Bowman wordt geperst: Ultrafiltratie


Vocht in kapsel van Bowman: voorurine.

Voorurine bevat:

water/glucose/aminozuren/opgeloste zouten/afvalstoffen

Voorurine bevat geen:

grote bloedeiwitten/bloedcellen/bloedplaatjes

Slide 18 - Tekstslide

Terugresorptie
Terugresorptie vindt plaats in:
- Tubulus,
- Lus van Henle
- Verzamelbuis


BINAS 85C

Slide 19 - Tekstslide

Vorming urine

In een niereenheid (nefron) wordt urine gevormd.


De ultrafiltratie in lichaampjes van Malpighi --> vorming van voorurine


Terugresorptie heropname bruikbare stoffen in het bloed: lis van Henle, verzamelbuis, tubulus




Slide 20 - Tekstslide

Lus van Henle
Met name in lus van Henle vindt terugresorptie plaats.

In dalende deel vooral water (osmo waarde stijgt).
In stijgende deel vooral zouten (osmo waarde daalt)

Slide 21 - Tekstslide

Urine

  • Elke dag produceer je  ±180 liter voorurine
  • Na terugresorptie blijft er maar 1% voorurine over: 1,5 - 2L urine.


Ong. 178L water, 1,5kg keukenzout en 270gr glucose teruggeresorbeerd. 

Slide 22 - Tekstslide

Vorming urine

De urine vorming hangt af van een aantal factoren:

  • De hoeveelheid opgenomen vocht.
  • De hoeveelheid opgenomen zouten.
  • De hoeveelheid vocht en zouten die je verliest door transpiratie.

Slide 23 - Tekstslide

Terugresorptie
1e gekronkelde nierbuisje
  • actief transport van positieve ionen, glucose & aminozuren
  • passief transport van negatieve ionen
  • water gaat mee / volgt

Lis van Henle
  • tegenstroomprincipe



Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Nierslagader


  • Veel glucose
  • Veel zuurstof
  • Weinig koolstofdioxide
  • Veel ureum

Nierader


  • Weinig glucose
  • Weinig zuurstof
  • Veel koolstofdioxide
  • Weinig ureum


Slide 26 - Tekstslide

Waterhuishouding & hormonen
  • ADH: Antidiuretisch hormoon -> Anti-plashormoon
  • Te hoge osmotische waarde bloed gemeten in hypothalamus -> ADH -> wand verzamelbuisje meer permeabel voor water -> water vanuit voorurine naar niermerg/bloed -> minder urineproductie -> osmotische waarde daalt
  • Alleen bij een te hoge osmotische waarde

Slide 27 - Tekstslide

Overige uitscheidingsorganen

Nieren: uitscheiding van urine met water, ureum en zouten

Lever: uitscheiding van gal met kleurstoffen

Longen: uitscheiding  van koolstofdioxide

Huid: uitscheiding van water en zouten

Slide 28 - Tekstslide

Lesdoelen check!
Kan ik:
- de delen van de nieren en de urinewegen benoemen?
- uitleggen op welke manier de werking van de nieren noodzakelijk is voor de regeling van de osmotische waarde van het bloed (homeostase)?
- aan de hand van een afbeelding uitleggen hoe bloeddruk, ultrafiltratie en terugresorptie leiden tot urineproductie?
- beschrijven hoe de aan- of afwezigheid van ADH in het bloed de urineproductie reguleert (homeostase)?

Slide 29 - Tekstslide

Wat weet je nog van de nier?
1. Schrijf voor jezelf op hoe een nefron werkt en noem zoveel mogelijk begrippen.
(2 minuten)

2. Deel met je buurman/buurvrouw
(2 minuten)

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Aan de slag!



Paragraaf 3.4: opdrachten  32 t/m 36



Opdrachten niet af --> Huiswerk

Slide 32 - Tekstslide

Nabespreking:

  • Zijn er nog vragen?

  • Hoe vonden jullie de les?




Slide 33 - Tekstslide

Tot slot:
Schuif je stoel aan
en
Ruim je afval op


Tot de volgende les!

Slide 34 - Tekstslide

Tot welk stelsel behoren de nieren?
A
Transportstelsel
B
Ademhalingsstelsel
C
Uitscheidingsstelsel
D
Zenuwstelsel

Slide 35 - Quizvraag

Bevinden de nieren zich onder of boven het middenrif ?
A
onder
B
boven

Slide 36 - Quizvraag


Welke letter is geeft de nieren aan?
A
C
B
D
C
E
D
F

Slide 37 - Quizvraag

Van welke bloeddeeltjes worden er meer gemaakt als de nieren EPO afgeven?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen

Slide 38 - Quizvraag

Welke hormonen worden door de nier geproduceerd?
A
adrenaline en EPO
B
adrenaline en renine
C
EPO en renine
D
EPO en cortisol

Slide 39 - Quizvraag

Hoe krijgen de nieren zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 40 - Quizvraag

Wanneer iemands nieren niet goed werken, dan moet deze persoon worden
A
gedottert
B
gedialiseerd
C
gereanimeerd
D
gesteriliseerd

Slide 41 - Quizvraag

In de nieren worden verschillende stoffen uit het bloed verwijderd en met de urine uitgescheiden. Hiernaast wordt onder andere een nier weergegeven.
Welke letter geeft een plaats aan waar urine stroomt?
A
letter P
B
letter Q
C
letter R

Slide 42 - Quizvraag

In welk deel van de nieren worden aminozuren teruggeresorbeerd?
A
verzamelbuis
B
eerste gekronkelde deel
C
lis van Henle
D
tweede gekronkelde deel

Slide 43 - Quizvraag

wat is de functie van het nierbekken?
A
Filteren van bloed
B
Filteren van urine
C
Verzamelen van urine

Slide 44 - Quizvraag

Waar liggen de nieren?
A
Vooraan en boven in de buikholte
B
Vooraan en onder in de buikholte
C
Achter en boven in de buikholte
D
Achter en onder in de buikholte

Slide 45 - Quizvraag

De nieren filteren je bloed. In welk proces steken de nieren de meeste energie?
A
Bloed filteren
B
Terughalen glucose
C
Terughalen water
D
Afvalstoffen weghalen

Slide 46 - Quizvraag

Hoe heet de buis van de nieren naar de blaas?
A
Urineleider
B
Urinebuis
C
Plasbuis
D
Slagader

Slide 47 - Quizvraag

Wat is geen functie van de nieren?
A
Overtollige stoffen zoals water en zouten verwijderen
B
Giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen afbreken en verwijderen
C
Zorgen voor homeostase in pH en osmotische waarde van het bloed
D
Afbraakprodukten vanuit de lever zoals ureum verwijderen

Slide 48 - Quizvraag

Wat halen je nieren niet uit je bloed?
A
Ureum
B
Hormonen
C
Water
D
Glucose

Slide 49 - Quizvraag

Leerdoelen
  1. Je kunt in een afbeelding de delen van de nieren en de urinewegen benoemen.
  2. Je kunt uitleggen op welke manier de werking van de nieren noodzakelijk is voor de regeling van de osmotische waarde van het bloed (homeostase).
  3. Je kunt aan de hang van een afbeelding uitleggen hoe bloeddruk, ultrafiltratie en terugresorptie leiden tot urineproductie.
  4. Je kunt beschrijven hoe de aan- of afwezigheid van ADH in het bloed de urineproductie reguleert (homeostase).

Slide 50 - Tekstslide