Persoonlijkheidsstoornissen

1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken persoonlijkheidsstoornis
Temperament
Opvoeding
Sociale factoren
Levenservaring
De samenhang tussen deze oorzaken is belangrijker dan de individuele oorzaken.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cluster A (excentriek, vreemd)
  1. Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
  2. Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
  3. Schizotypische persoonlijkheidsstoornis

Kenmerken:
  • Weinig contact
  • Beperking sociale relaties
  • leven geïsoleerd
  • Hulp vermijdend.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cluster B 
(dramatisch, emotioneel, labiel)
  1. Borderline persoonlijkheidsstoornis
  2. Antisociale persoonlijkheidsstoornis
  3. Narcistische persoonlijkheidsstoornis
  4. Theatrale/Histrionische persoonlijkheidsstoornis

Kenmerken
  • Weinig beheersing impulsen en emoties.
  • Snelle behoeftebevrediging
  • Slecht in het onderhouden van (stabiele) relaties.
  • Verstorend effect op omgeving

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cluster C (angstig, nerveus)
  1. Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
  2. Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
  3. Dwangmatige (obsessief-compulsieve) persoonlijkheidsst.
Kenmerken
Sociale vermijding
Dwangmatig handelen
Onzelfstandigheid.
Beter aanpassen maatschappij dan cluster A en B

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Houding verpleegkundige

Slide 10 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Houding verpleegkundige
  • Zelfverzekerd  / Niet autoritair / Neutrale houding
  • Structurerend / Eenduidigheid / Afspraken nakomen
  • Nabijheid met afstand
  • Zo min mogelijke beperkingen / Autonomie behouden / Zelfregie / Keuzevrijheid.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Dialectische Gedragstherapie (DGT) is een vorm van cognitieve gedragstherapie, waarmee mensen behandeld worden die lijden aan de Borderline Persoonlijkheidsstoornis (BPS). 
DGT ondersteunt: DGT helpt de patiënt bij het ontdekken van zijn/haar sterke kanten en bouwt hierop voort, zodat de patiënt zich beter kan gaan voelen over zichzelf en zijn/haar leven.
DGT is cognitief: DGT helpt de patiënt bij het ontdekken van gedachten, overtuigingen en vooronderstellingen die het leven moeilijker maken (‘ik moet in alles perfect zijn’, ‘als ik boos word, ben ik een slecht mens’). In DGT leert de patiënt andere manieren van denken, wat het leven draaglijker maakt (‘mensen geven ook om me als ik niet perfect ben’, ‘iedereen wordt wel eens kwaad’, ‘het is een normale emotie’).
DGT is ‘samenwerking’: DGT helpt de patiënt om nieuwe vaardigheden uit te proberen, over belemmeringen heen te komen en gemotiveerd te blijven. Ook de trainers van de vaardigheidstraining dragen daaraan bij.


Het uitgangspunt van schematherapie is dat hardnekkige problemen vaak te maken hebben met de manier waarop iemand geleerd heeft over zichzelf, anderen en de wereld te denken (zogenaamde opvattingen of cognities). Deze opvattingen gaan vaak samen met bepaalde herinneringen en gevoelens. Bijvoorbeeld: iemand die het idee heeft dat hij minderwaardig is, voelt zich angstig en onzeker en herinnert zich nog de pesterijen van vroeger op school, toen het idee minderwaardig te zijn zich ontwikkelde. Deze opvattingen, herinneringen en bijbehorende emoties tezamen, worden een schema genoemd.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Video

Deze slide heeft geen instructies

1. Welke symptomen hebben Robin en Karlijn?
2. Welke oorzaken benoemt Karlijn?
3. Welke behandelvorm en medicatie gebruikt Robin?

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies