Les verbes en "ER"

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Het Franse regelmatige werkwoord op "er"

Doel van de les :

de regelmatige werkwoorden op er goed vervoegen.

Aan het einde van deze les begrijp jij hoe Franse regelmatige werkwoorden op er vervoegd worden.

Het Frans regelmatige werkwoord op "er"

De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op de letters 

"er"

Als je deze letters weghaalt, dan houd je de  STAM  van het werkwoord over.

Achter de stam komt een UITGANG.

 

le verbe "donner" [ geven]

"Donner" is hier een hele werkwoord, zo vind je dit woord in een woordenboek.

le verbe "donner"

en nu gaan we "donner " vervoegen.

Maar eerst : ken jij nog alle persoonlijk voornaamwoord in het Frans ?

Schrijf nu in je schrift alle 9 persoonlijke  voornaamwoorden.

Kijk  Bron H blz 48 als jij het niet meer weet !

le verbe donner

Dus nu ken jij de persoonlijk voornaamwoorden weer :

JE/J'   TU   IL/ ELLE/ ON   NOUS   VOUS    ILS /ELLES

Controleer in je schrift !  

le verbe donner

je donne   

 tu donnes

il/elle/on donne

nous donnons

vous donnez

ils/ elles donnent

het regelmatige werkwoord op "er"

Jij gaat nu ook andere Franse  regelmatige werkwoorden  leren  en vervoegen :

aimer, préférer, adorer, détester,

manger, aider, habiter, chercher,

parler, regarder,marcher, trouver...

Het regelmatige werkwoord op "er"

chercher [ zoeken ]

je cherche   

tu cherches

il/elle/on cherche

nous cherchons

vous cherchez

ils/elles cherchent

Het regelmatige werkwoord op "er"

LET OP :

in plaats van een persoonlijk voornaamwoord kan er ook een naam of een zelfstandig naamwoord staan

Bijvoorbeeld :

Julien  mange une pizza

Julien et Géraldine mangent le chocolat.

het regelmatige werkwoord op "er"

Nu ben jij aan de beurt !

Schrijf in je schrift de vervoegingen van  de werkwoorden 

aimer en habiter en van een zelf gekozen werkwoord. 

Denk aan de persoonlijke voornaamwoorden vóór elke vorm van het werkwoord !

Het regelmatige werkwoord op "er"

Ben je nu klaar voor een quiz ?

wat is de juiste uitgang ?

1. je donnes
2. tu donnes
3. il donnent
4. elle donnez

Wat is de juiste uitgang ?

1. il cherche
2. elle cherchent
3. vous cherchons
4. nous cherchez

waar is de juiste uitgang ?

1. Pierre aimer le café
2. Pierre aimez le café
3. Pierre aime le café
4. Pierre aimes le café

Waar is de juiste uitgang ?

1. Tu parle français ?
2. Tu parlez français ?
3. Tu parlons français ?
4. Tu parles français ?

Waar is de juiste uitgang ?

1. Nous adorons le coca
2. nous adorez le coca
3. vous adorent le coca
4. ils adores le coca

wat is de juiste combinatie ?

1. tu détestez le thé
2. je détestons le thé
3. nous déteste le thé
4. ils détestent le thé

wat is de juiste combinatie ?

1. Papa et Maman regarde le film
2. Papa et Maman regardent le film
3. Papa et Maman regardez le film
4. Papa et Maman regardes le film

mes deux soeurs ..... une quiche

1. prépare
2. préparent
3. prépares
4. préparons

Zoek naar het juiste werkwoord.
Jean-Claude vraagt

1. JC cherche
2. JC trouve
3. JC demande
4. JC mange

nous ...... à faire des crêpes

1. aidez
2. aide
3. aidons
4. aident