E42T 1.2 Lezen en 1.4 advertentie

4B2     1.2 Lezen en 1.4 Advertentie 
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4B2     1.2 Lezen en 1.4 Advertentie 

Slide 1 - Tekstslide

Van 1.2 moet je kennen:
  • leesstrategieën toepassen;
  • het onderwerp, de hoofdgedachte, en het tekstdoel van een tekst bepalen;
  • de functies van inleiding en slot kennen;
  • tekstverbanden en signaalwoorden herkennen;
  • verschil tussen feiten en meningen kennen

Slide 2 - Tekstslide

Leesstrategieën 
manier van lezen
wat je doet
verkennend
titel, deeltitels, illustraties en onderschriften bekijken, inleiding en slot lezen en de bron en de schrijver bekijken
nauwkeurig
alle alinea's lezen en naar signaalwoorden zoeken
zoekend
dat gedeelte lezen waar het antwoord op je vraag te vinden is
studerend
lezen om de informatie te onthouden

Slide 3 - Tekstslide

Wat wordt bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?
A
het onderwerp van de tekst
B
de mening van de schrijver
C
het belangrijkste wat in een tekst over het onderwerp wordt gezegd
D
een uitgebreide samenvatting van de tekst

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

krantenartikel
leesboek
reclame poster van een goed doel
ingezonden brief
handleiding van je iPhone
informerende tekst
activerende tekst
amuserende tekst
instruerende tekst
overtuigende tekst

Slide 6 - Sleepvraag

tekstdoelen
tekstdoel
uitleg
voorbeeld
informeren
de schrijver wil dat lezer informatie krijgt
nieuwsbericht
overtuigen
de schrijver wil de lezer overtuigen van zijn mening
betoog, ingezonden brief/e-mail, flyer van een politieke partij
activeren
de schrijver wil dat de lezer iets gaat doen
advertentie
amuseren
de schrijver wil de lezer vermaken
mop, strip, leesboek
instrueren
de schrijver legt uit hoe de lezer iets moet doen
recept, gebruiksaanwijzing

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het tekstdoel?
A
amuseren
B
overtuigen
C
informatie
D
activeren

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
activeren

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Video

Wat wil de
Arjen Lubach bereiken met dit stukje?
A
overhalen/activeren
B
amuseren
C
informeren
D
instrueren

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van dit fragment?
A
het journaal
B
andersom liner
C
presentatoren journaal

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de hoofdgedachte van dit fragment?
A
Het is verkeerd andersom liners te gebruiken
B
Het journaal wordt steeds onbegrijpelijker
C
Arjen Lubach wil aangeven dat het journaal niet klopt
D
andersom liners komen veel voor in het journaal

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Video

Wat is het tekstdoel van dit fragment?
A
overtuigen
B
informeren
C
amuseren
D
activeren

Slide 15 - Quizvraag

Stel dat je het tekstdoel moet bepalen voor het boze briefje?
Wat is dan het tekstdoel?
A
informeren
B
instrueren
C
amuseren
D
activeren

Slide 16 - Quizvraag

Functies van de inleiding
De belangrijkste functie van de inleiding is
  • het onderwerp van de tekst introduceren.
  • Aandacht trekken

Slide 17 - Tekstslide

Functies van inleiding


Andere functies:


- aanleiding noemen (er is bijvoorbeeld een onderzoek geweest)

- centrale vraag stellen

- mening van schrijver noemen

- samenvatting van inhoud geven

Slide 18 - Tekstslide

Functies van het slot
Let op: hoofdgedachte van de tekst staat vaak in het slot.
  • Conclusie geven.
  • Samenvatting geven van de tekst.
  • Advies geven.
  • Waarschuwing geven.
  • Oproep doen

Slide 19 - Tekstslide

Waaruit bestaat een inleiding in ieder geval?
A
aandacht trekken, onderwerp introduceren
B
deelonderwerpen, signaalwoorden, structurerende zinnen
C
deelonderwerpen, anekdote
D
inleiding, middenstuk, slot

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn functies die een inleiding kan hebben?
A
het onderwerp noemen
B
de aanleiding noemen
C
de centrale vraag stellen
D
de mening van de schrijver geven

Slide 21 - Quizvraag

Signaalwoorden
Signaalwoorden (verbindingswoorden):
geven verbanden weer tussen woorden, zinnen en alinea’s.
Om de inhoud van de tekst goed te begrijpen, moet je tekstverbanden herkennen. Dit doe je door op de signaalwoorden te letten.

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welk verband zit er in deze zin?
Ik kon vandaag geen folders bezorgen, doordat mijn band lek was.
A
voorbeeld
B
conclusie
C
tijdsvolgorde
D
oorzaak-gevolg

Slide 24 - Quizvraag

Wat is het signaalwoord in deze zin?
We moeten toch rekening houden met het weer.
A
rekening
B
toch
C
met
D
weer

Slide 25 - Quizvraag

Welk verband zit er in deze zin?
Hoewel het ging regenen, bleven we buiten picknicken.
A
opsomming
B
tegenstelling
C
conclusie
D
oorzaak-gevolg

Slide 26 - Quizvraag

belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt, in één zin
de uitleg
iemand die veel weet van een onderwerp
een zin of een deel van een zin die letterlijk in de tekst staat
het citaat
de deskundige
de hoofdgedachte
de verklaring

Slide 27 - Sleepvraag

Een advertentie heeft als doel
A
informeren
B
uitleg geven
C
activeren
D
amuseren

Slide 28 - Quizvraag

Wat valt op aan deze advertentie?
A
Kleur
B
Foto
C
Lettertypes
D
Alledrie de antwoorden

Slide 29 - Quizvraag

Voor wie is deze advertentie bedoeld?
A
alleen voor jonge mannen
B
voor jongeren die interesse hebben in de landmacht
C
voor mannen en vrouwen die al in de landmacht zitten
D
voor scholieren op technische opleidingen

Slide 30 - Quizvraag

Een advertentie is een...
A
Informerende tekst
B
Amuserende tekst
C
Activerende tekst
D
Uiteenzettende tekst

Slide 31 - Quizvraag

Op het advertentiebord in de supermarkt kijken of er nog wat interessants wordt aangeboden
A
Globaal
B
Intensief
C
Zoekend
D
Oriënterend

Slide 32 - Quizvraag

Nu
Opdrachten 1.2 afmaken 

Klaar? Pak je leesboek erbij
Of: maar een oefentoets (via docent)

Slide 33 - Tekstslide