De Luxemburgse kwestie en politieke veranderingen in de 19e eeuw

Training 3 Geschiedenis van de staatsinrichting na 1848 tot algemeen kiesrecht
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Training 3 Geschiedenis van de staatsinrichting na 1848 tot algemeen kiesrecht

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma
1. Voorkennis training 2: klassieke en sociale grondwetten en de grondwetswijziging van 1848.                                                                              
2.  De verdere geschiedenis vanaf 1848 tot algemeen kiesrecht 1917 
3. Examenopdrachten staatsinrichting 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je de conflicten tussen Willem III en het parlement begrijpen als gevolg van de Luxemburgse kwestie. 
  • Je kunt kenmerkende veranderingen, gebeurtenissen, personen en ontwikkelingen in Nederland ten tijde van de industrialisatie in de tweede helft van de negentiende eeuw noemen, herkennen, beschrijven en toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Introduceer de leerdoelen van de les en leg uit wat de studenten zullen leren.
Wat is het verschil tussen klassieke en sociale grondrechten?
A
Klassieke grondrechten beschermen individuele vrijheid, sociale grondrechten beschermen collectieve belangen.
B
Klassieke grondrechten beschermen alleen de armen, sociale grondrechten beschermen de rijken.
C
Er is geen verschil tussen klassieke en sociale grondrechten.
D
Sociale grondrechten zijn belangrijker dan klassieke grondrechten.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke grondrechten vallen onder klassieke grondrechten?
A
Recht op voedsel, recht op kleding, recht op water.
B
Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van vereniging.
C
Recht op gezondheidszorg, recht op onderwijs, recht op huisvesting.
D
Recht op werk, recht op een eerlijk proces, recht op privacy.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke grondrechten vallen onder sociale grondrechten?
A
Vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, vrijheid van vereniging.
B
Recht op voedsel, recht op kleding, recht op water.
C
Recht op werk, recht op een eerlijk proces, recht op privacy.
D
Recht op gezondheidszorg, recht op onderwijs, recht op huisvesting.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke rechten kreeg de Tweede Kamer na de grondwetswijziging van 1848?
A
Het recht van initiatief en het recht van amendement.
B
Het recht om ministers te benoemen.
C
Het recht om wetten te vetoën.
D
Het recht om de regering te ontbinden.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De Luxemburgse kwestie (1866-1867)
  • In 1867 wilde Pruisen het hertogdom Luxemburg kopen van de Nederlandse koning Willem III. Dit leidde tot spanningen tussen Willem III en het parlement. 
  • Uitkomst: na deze ruzie werd parlement echt de baas van Nederland. 

Slide 8 - Tekstslide

Leg de Luxemburgse kwestie uit en bespreek de spanningen tussen Willem III en het parlement.
Caoutchouc-artikel (1887)
  • Wijziging van grondwetsartikel, zorgden voor 'flexibiliteit' en geleidelijke uitbreiding van het kiesrecht. (Caoutchouc = rubber in Frans) 

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Veranderingen tijdens de industrialisatie
  • De tweede helft van de negentiende eeuw was een periode van grote veranderingen in Nederland. 
  • Er vond industrialisatie plaats, er was sprake van modern imperialisme, verstedelijking, kinderarbeid en de opkomst van de sociale kwestie.

Slide 10 - Tekstslide

Beschrijf de belangrijkste veranderingen die plaatsvonden tijdens de industrialisatie en leg uit wat de sociale kwestie inhoudt.
Sociale wetgeving
  • Vanaf het einde van de negentiende eeuw kwam er steeds meer sociale wetgeving. 
  • Zo werd de Armenwet, het Kinderwetje van Van Houten, (1874) de Ongevallenwet en de Woningwet ingevoerd.

Slide 11 - Tekstslide

Leg uit welke sociale wetgeving er werd ingevoerd en wat het doel hiervan was.
Politieke opvattingen
  • Aan het einde van de negentiende eeuw waren er verschillende politieke opvattingen in Nederland, zoals liberalisme, socialisme, confessionelen denken en feminisme.
  • Schoolstrijd: 
  • Schaepman (RKSP) en
  • Kuyper (ARP)

Slide 12 - Tekstslide

Beschrijf de verschillende politieke opvattingen die er waren en leg uit wat deze inhouden.
Emancipatie
  • In de tweede helft van de negentiende eeuw werden steeds meer groepen in de samenleving politiek en maatschappelijk actief. 
  • Eerste feministische golf (eind 19e eeuw) 
  • Wilhelmina Drucker 
  • Aletta Jacobs 

Slide 13 - Tekstslide

Beschrijf hoe de toenemende politieke en maatschappelijke participatie leidde tot emancipatie van verschillende groepen in de samenleving.
Verzuiling
  • In de twintigste eeuw ontstond de verzuiling, waarbij verschillende bevolkingsgroepen zich organiseerden in politieke partijen en media. 
  • De Pacificatie van 1917: einde van de schoolstrijd en de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs.
  • Algemeen kiesrecht mannen 
  • Passief kiesrecht vrouwen 

Slide 14 - Tekstslide

Leg de verzuiling uit en bespreek de betekenis van de Pacificatie van 1917.