Toetsweektraining 4a

Toetsweektraining
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Toetsweektraining

Slide 1 - Tekstslide

Congruentie
--> betekent dat het getal van het onderwerp aansluit met het getal van de persoonsvorm.

Als een 'ik' iets uitvoert, zal de persoonsvorm zich vormen naar de 'ik'.
Dat geldt voor elk onderwerp wat iets uitvoert.
Ik denk,  wij denken.

Slide 2 - Tekstslide

Een groot aantal mensen zijn naar de bijeenkomst gekomen.
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quizvraag

Dertig procent van de deelnemers hebben de eindstreep niet gehaald.
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quizvraag

Het is moeilijk om te beoordelen of de media wel betrouwbaar zijn.
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quizvraag

Samentrekking 
Woorden weglaten mag als...

- Ze dezelfde functie hebben (ond of LV bijvoorbeeld)
- Ze dezelfde betekenis hebben
- Ze hetzelfde getal hebben (ev en mv) 

Slide 6 - Tekstslide

Sinterklaas had acht bier en een mijter op.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 7 - Quizvraag

Jouw idee in de ideeënbus vond de jury het origineelste en zal spoedig gerealiseerd worden.
A
foutieve samentrekking
B
goede samentrekking

Slide 8 - Quizvraag

De Eerste Kamer heeft de wet aangenomen en geldt vanaf 1 januari.
A
Goede samentrekking
B
foutieve samentrekking

Slide 9 - Quizvraag

De docent leidde het nieuwe onderwerp in en de leerlingen om de tuin.
A
foutieve samentrekking (grammaticaal verschil)
B
goede samentrekking
C
foutieve samentrekking (betekenisverschil)
D
foutieve samentrekking (verschil in getal)

Slide 10 - Quizvraag

De beknopte bijzin
Beknopt = korter / ingekort
  1. Een beknopte bijzin heeft geen onderwerp
  2. Een beknopte bijzin heeft geen  persoonsvorm
  3. Een beknopte bijzin heeft als vorm: te + infinitief, of
  4. Een beknopte bijzin heeft als vorm: voltooid deelwoord of onvoltooid deelwoord.

Slide 11 - Tekstslide

Luid zingend, werd de kip gebraden.
A
goede beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 12 - Quizvraag

Eindelijk gearriveerd, zakte hij van vermoeidheid in elkaar.
A
goede beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Staande op het balkon, trok de optocht door de straat.
A
goede beknopte bijzin
B
foutieve beknopte bijzin

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de volgende is een foutieve beknopte bijzin?
A
In roomboter gebraden, eet hij het vlees met smaak op.
B
Terwijl wij wachtten op de bus, kwam het met bakken uit de hemel.
C
Huppelend van plezier, kwam het kind de klas binnen.
D
Lekker op het strand liggend, keken we naar de zee.

Slide 15 - Quizvraag

Voorbeelden correcte inversie
- als de hoofdzin een vraagzin is
Zwemmen die ganzen altijd met de stroom mee?

- als de hoofdzin begint met een ander zinsdeel dan het onderwerp
In dat water zwemmen veel dieren.

- als een samengestelde zin begint met een bijzin
Nadat Jody had gescoord, zakte ze door haar enkels heen.

Slide 16 - Tekstslide

Het concert was uitverkocht en gingen we dus maar weer naar huis.
A
Goed
B
Fout

Slide 17 - Quizvraag

De bus was helemaal vol en we gingen daarom liften.
A
goed
B
fout

Slide 18 - Quizvraag

Dubbelopjes

Slide 19 - Tekstslide

Contaminatie
Twee woorden of uitdrukkingen die verkeerd gecombineerd zijn.

Voorbeeld: 
Overnieuw doen = opnieuw doen OF overdoen
Te veel hooi op je kerfstok hebben = te veel hooi op je vork hebben OF veel op je kerfstok hebben

  • Een contaminatie is ALTIJD foutief taalgebruik!

Slide 20 - Tekstslide

Pleonasme
Bij een pleonasme gebruik je om een eigenschap van een woord dat al vanzelfsprekend bij dat woord hoort

Bijvoorbeeld:
De witte sneeuw is erg koud. ( sneeuw is wit van zichzelf)
Het grijze beton is strak gegoten (beton is al grijs)
Vorige week heeft hij zijn werk weer hervat (weer weglaten).

  • Je kan het pleonasme gebruiken om een eigenschap van een woord te benadrukken.

Slide 21 - Tekstslide

Tautologie
Bij een tautologie gebruik je twee verschillende woorden met dezelfde betekenis.

Voorbeeld:
Natuurlijk zullen wij vanzelfsprekend ons best doen.
Wat jij zegt is vast en zeker waar, maar toch wil ik het zelf zien.

  • Je kan de tautologie gebruiken als versterking van wat je wil zeggen


Slide 22 - Tekstslide

Dubbele ontkenning
Het herhalen van een ontkennend woord in een zin. Er staan dan dus twee ontkenningen in een zin. 

Voorbeeld:
Ik ontken dat ik daar niet ben geweest. - Met het werkwoord ontkennen zeg je al dat je iets hebt gedaan.

  • Je kunt dit doen om de betekenis van een zin te versterken, maar je ziet dat je dan een andere betekenis aan de zin geeft.

Slide 23 - Tekstslide

Onjuiste herhaling 
Een vast voorzetsel wordt ten onrechte twee keer gebruikt. 

Voorbeeld:
Op die luie jongen zou dat meisje nooit verliefd op worden. 

Slide 24 - Tekstslide

We liepen door het groene gras naar de speeltuin.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 25 - Quizvraag

We liepen door het groene gras naar de speeltuin.

Dit is een pleonasme:
Gras is namelijk van zichzelf al groen. Het woord groene geeft een versterking aan het woord gras.

Slide 26 - Tekstslide

Mijn mobiel is kwijt.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 27 - Quizvraag

Mijn mobiel is kwijt.
Dit is een contaminatie:
Of: Ik ben mijn mobiel kwijt.
Of: Mijn mobiel is weg

Slide 28 - Tekstslide

Uit de kraan komt vloeibaar water.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 29 - Quizvraag

Uit de kraan komt vloeibaar water
 
Dit is een pleonasme:
Water is van zichzelf al vloeibaar. Het woord vloeibaar geeft een versterking van het woord water.

Slide 30 - Tekstslide

Misschien dat ze er wellicht nog mee bezig gaan.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 31 - Quizvraag

Misschien dat ze er wellicht nog mee bezig gaan.

Dit is een tautologie:
Misschien en wellicht hebben dezelfde betekenis.

Slide 32 - Tekstslide

Voordat je gaat, moet je eerst even checken of je alles bij je hebt.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 33 - Quizvraag

Voordat je gaat, moet je eerst even checken of je alles bij je hebt.


Dit is een tautologie:
Voordat en eerst hebben dezelfde betekenis.  

Slide 34 - Tekstslide

Hij vertelde tegen mij dat hij een kat heeft gered.
A
contaminatie
B
pleonasme
C
tautologie

Slide 35 - Quizvraag

Hij vertelde tegen mij dat hij een kat heeft gered.

Dit is een contaminatie:
Of: Hij zei tegen mij dat hij een kat heeft gered.
Of: Hij vertelde aan mij dat hij een kat heeft gered. 

Slide 36 - Tekstslide