Tekstbegrip

Leerdoelen
  • Je kunt de hoofdgedachte en het onderwerp aanwijzen
  • Je kunt bij elke tekst het hoofd(tekst)doel benoemen
  • Je weet welke soorten titels er zijn en kunt deze benoemen
  • Je kunt in een tekst inleiding, middenstuk en slot aanwijzen.
  • Je kunt de functie van inleiding, middenstuk en slot benoemen
  • Je kunt teksten in tekststructuren indelen
  • Je kunt kernzinnen in de tekst aanwijzen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4-6

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen
  • Je kunt de hoofdgedachte en het onderwerp aanwijzen
  • Je kunt bij elke tekst het hoofd(tekst)doel benoemen
  • Je weet welke soorten titels er zijn en kunt deze benoemen
  • Je kunt in een tekst inleiding, middenstuk en slot aanwijzen.
  • Je kunt de functie van inleiding, middenstuk en slot benoemen
  • Je kunt teksten in tekststructuren indelen
  • Je kunt kernzinnen in de tekst aanwijzen

Slide 1 - Tekstslide

Onderwerp
Een woord dat, of een woordgroep die aangeeft waarover de tekst gaat

Slide 2 - Tekstslide

hoofdgedachte
Een mededelende zin (geen vraag!) die het belangrijkste aangeeft wat er over de tekst wordt gezegd.
Een samenvatting in één zin eigenlijk

Slide 3 - Tekstslide

opdracht:
Hierna volgen drie zinnen, die hoofgedachte zijn van drie teksten.  Noteer het onderwerp.

Slide 4 - Tekstslide

Ridouan Taghi is vanaf maart 2021 bezig geweest met het organiseren van een uitbraak uit de gevangenis.
A
Ridouan Taghi
B
ontsnapping
C
ontsnapping uit de gevangenis
D
Ridouan Taghi's poging tot ontsnapping

Slide 5 - Quizvraag

Ondanks besmettingcijfers kiest het kabinet onder grote druk van de samenleving voor versoepeling van de lockdown.
A
besmettingscijfers
B
versoepeling van de lockdown
C
druk van de samenleving
D
versoepeling

Slide 6 - Quizvraag

Een jaar na de bestorming van Trump-aanhangers van het Capitool is duidelijk dat deze rellen alles behalve spontaan waren.
A
bestorming van het Capitool
B
Trumpaanhangers
C
het Capitool
D
Rellen

Slide 7 - Quizvraag

Tekstdoelen
Een tekst kan verschillende tekstdoelen hebben. De schrijver van die tekst wil iets met zijn tekst bereiken
- amuseren: vermaken
- informeren: uitleggen, informatie geven
- opiniëren: een mening laten vormen
- overtuigen: een mening laten overnemen
- activeren: iets (of juist niet) laten doen

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het doel van deze tekst

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het doel van de vorige tekst?
A
amuseren
B
informeren
C
opiniëren
D
activeren

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het doel van deze reclame?

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het doel van de reclame?
A
amuseren
B
informeren
C
activeren
D
opiniëren

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Tekstslide

Het doel van de vorige tekst is:
A
amuseren
B
informeren
C
activeren
D
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het doel van bovenstaande tekst?

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de functie van de inleiding
A
onderwerp introduceren
B
aandacht trekken
C
onderwerp introduceren en aandacht trekken
D
ik weet niet.

Slide 16 - Quizvraag

Het middenstuk van de tekst bevat de deelonderwerpen
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

In het slot staat altijd nieuwe informatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

Beantwoord na het lezen van deze tekst ( het slot) de volgende twee vragen.

Slide 19 - Tekstslide

Met welk(e) woord(en) maakt de spreekster duidelijk dat ze aan het slot begint?

Slide 20 - Open vraag

Wat is de hoofdgedachte van deze tekst?

Slide 21 - Open vraag

Tekststructuren
Elke tekst heeft een eigen tekststructuur. Deze structuur bepaalt wat er in het inleiding, middenstuk en slot staat.  Deze structuren staan niet precies vast per tekst, maar kun je wel globaal aanwijzen per tekst. Verschillende structuren:
Argumentatiestructuur, aspectenstructuur`, probleem-oplossingstructuur, verklaringstructuur, verleden, heden, toekomststructuur., voor- en nadelenstructuur, vraag- antwoordstructuur

Slide 22 - Tekstslide

Met welke structuur hebben we hier te maken?
inleiding: bepaald verschijnsel
middenstuk: kenmerken/voorbeelden, verklaringen,/oorzaak/oorzaken/reden(en)
slot: samenvatting of conclusie

Slide 23 - Open vraag

Met welke structuur hebben we te maken?
inleiding: introductie onderwerp
middenstuk: situatie vroeger, situatie nu
slot: conclusie of voorspelling over de situatie in de toekomst

Slide 24 - Open vraag

Alinea's en kernzinnen
- Een tekst heeft een hoofdgedachte over de gehele tekst.
Alinea's hebben ook een hoofdgedachte. Dat is de kernzin die het belangrijkste zegt over die ene alinea. De hoofdgedachte van een hele tekst is de samenvatting van die kernzinnen (en de dus van de hele tekst) samen.
- De kernzin van de tekst is vaak de eerste, tweede of laatste zin van een alinea.
- Denk aan structurerende woorden/zinnen die aangeven wat  de kernzin is.
Om te beginnen, Daarnaast (dit zijn de signaalwoorden die een opsomming aan geven.

Slide 25 - Tekstslide

Noteer de kernzinnen van dit fragment.

Slide 26 - Tekstslide

Noteer de kernzinnen van bovenstaand fragment

Slide 27 - Open vraag