Spelling H4 - opdr. 3, 4, 5, 7, 8

Spelling 
Hoofdstuk 4
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling 
Hoofdstuk 4

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
Leerdoel: oefenen met werkwoordspelling, koppelteken en weglatingsstreepje.

- Terugblik
- Opdr. 3, 4, 5 Spelling H4 maken
- Opdr. 7 en 8 Spelling H4 maken

Slide 2 - Tekstslide

Maak de juiste keuze: Ik heb ... stoelen op de tafels gezet.
A
19
B
negentien

Slide 3 - Quizvraag

Maak de juiste keuze: Mijn koffer woog ... kilo.
A
acht
B
8

Slide 4 - Quizvraag

Maak de juiste keuze: De school gaat met ... leerlingen naar de dierentuin.
A
300
B
driehonderd

Slide 5 - Quizvraag

De politicus (bekritiseren) het kabinet gisteren tijdens het debat.

Slide 6 - Open vraag

De recensent heeft het nieuwe album (becommentariëren) in de recensie.

Slide 7 - Open vraag

Terugblik
Als koppelteken en als weglatingsstreepje gebruik je een liggend streepje: e-mail, zomer- en wintertijd.




Slide 8 - Tekstslide

Terugblik
Je gebruikt het koppelteken:
- in samenkoppelingen die anders onoverzichtelijk worden: glas-in-loodraam
- in samenstellingen tussen klinkers die je ook samen kunt uitspreken, de zogenoemde 'botsende klinkers': studie-uur (maar radioactief)
- bij aardrijkskundige namen, of woorden die daarvan afgeleid zijn: Noord-Italië
- in woorden met de voorvoegsels adjunct-, aspirant-, bijna-, ex-, interim-, kandidaat-, leerling-, niet-, non-, oud-: adjunct-directeur

Slide 9 - Tekstslide

Terugblik
- als het tweede deel van de samenstelling een hoofdletter heeft: anti-Brits
- in samenstellingen van twee gelijkwaardige woorden: trainer-coach

Je gebruikt het weglatingsstreepje:
- als je een deel van een woord weglaat: op- en aanmerkingen
Let op: gebruik geen weglatingsstreepje als je een heel woord weglaat: zoute en zoete dropjes

Slide 10 - Tekstslide

Maak de juiste keuze:
A
rij examen
B
rijexamen
C
rij-examen

Slide 11 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:
A
kant en klaar pakket
B
kant-en-klaarpakket
C
kant-en-klaar pakket

Slide 12 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:
A
vrijdag avond en zaterdag avond
B
vrijdagavond en zaterdagavond
C
vrijdagavond en zaterdag-
D
vrijdag- en zaterdagavond

Slide 13 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:
A
Nieuw-Zeelandse lammeren en biggen
B
Nieuw-Zeelandse lammeren en Nieuw-Zeelandse biggen
C
Nieuw Zeelandse lammeren en Nieuw Zeelandse biggen

Slide 14 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:
A
VARA-uitzending
B
VARA uitzending
C
vara-uitzending
D
vara uitzending

Slide 15 - Quizvraag

Opdr. 5 Spelling H4 maken
- Blz. 137
- In je schrift
- In tweetallen
- Herhaling vorig jaar (theorie op blz. 272)
- Daarna bespreken
- Klaar? Opdr. 3 en 4 maken
timer
3:00

Slide 16 - Tekstslide

Opdr. 7 Spelling H4 maken
- Blz. 138-139
- In je schrift
- 5-10 min in stilte (individueel)
- Daarna je antwoorden vergelijken in tweetallen
- Wie heeft de meeste fouten verbeterd?
- Vervolgens in groepjes
- Tot slot klassikaal bespreken
- Klaar? Opdr. 8 maken


Slide 17 - Tekstslide