wi week 39 4BB

wiskunde week 39 4BB
les 1 en 2:
Vandaag gaan we eerst een quiz doen om de stof te herhalen.
Start lesson up op en voer de code in.

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

wiskunde week 39 4BB
les 1 en 2:
Vandaag gaan we eerst een quiz doen om de stof te herhalen.
Start lesson up op en voer de code in.

Slide 1 - Tekstslide

Zet de eenheden van lengte op de goede volgorde.

Slide 2 - Sleepvraag

35 hm =
A
3500 m
B
350 m

Slide 3 - Quizvraag


350000m2=
A
35000km2
B
3500km2
C
35km2
D
0,35km2

Slide 4 - Quizvraag

0,25 ha =
A
0,25 m2
B
2,5 m2
C
250 m2
D
2500 m2

Slide 5 - Quizvraag

Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g

Slide 6 - Sleepvraag

10 gram=.......kg
A
100
B
1000
C
0,10
D
0,01

Slide 7 - Quizvraag

3 ton=.....kg
A
30
B
3000
C
300
D
30000

Slide 8 - Quizvraag

Sleep de eenheden naar de juiste plek
km³
hm³
cm³
mm³
dam³
=kl
x1000
:1000

Slide 9 - Sleepvraag


2l=
A
2000dm3
B
2dm3

Slide 10 - Quizvraag


35cm3=
A
3,5dm3
B
35000dm3
C
0,035dm3

Slide 11 - Quizvraag

In 4 minuten zitten 240 
In 5 uur zitten 300                  , dat zijn 18 000
In 7 weken zitten 49                      , dat zijn 1176
Een jaar heeft 365   
In een jaar zitten ongeveer 52
In 6 jaar zitten 72    
Vul de juiste eenheden in.
seconden
minuten
uren
dagen
maanden
weken
jaren
seconden
dagen

Slide 12 - Sleepvraag

Vul de juiste eenheden in.
In een jaar zitten ongeveer 52 ...
In 5 uur zitten 300 ...
In 7 weken zitten 49 ...
In 6 jaar zitten 72 ...
In 5 uur zitten 18 000 ...
seconden
minuten
maanden
weken
dagen

Slide 13 - Sleepvraag

Tijd en snelheid
AFSTAND : TIJD = SNELHEID
aantal km : aantal uur
aantal m : aantal sec

Slide 14 - Tekstslide

Wat moet ik doen om van km/uur naar m/s om te rekenen?
A
x 3,6
B
: 6,3
C
x 6,3
D
: 3,6

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de definitie van m/s?
A
het aantal meters dat ik loop
B
het aantal meters dat ik in totaal van mijn leven gelopen heb
C
het aantal seconden dat ik loop over een meter
D
het aantal meter per 1 seconde

Slide 16 - Quizvraag

Rekenen met tijd.
Dex geeft een feestje van 20.15 uur tot 23.30 uur. Hoelang duurt het feestje?
A
3 uur en 15 minuten
B
3 uur
C
2 uur en 15 minuten
D
2 uur en 45 minuten

Slide 17 - Quizvraag

Een gemiddeld wandeltempo is ... km/uur.
A
2
B
5
C
8
D
15

Slide 18 - Quizvraag

Lars fietst 5 m/s.
Wat is zijn snelheid in km/u?
A
5 : 3,6 = 1,4
B
5 x 3,6 = 18
C
5 x 60 = 300
D
ik ben moe

Slide 19 - Quizvraag

Britt rent 300 meter in 50 seconden naar school.
Hoeveel m/s is dat?
Het m/s kan je berekenen door meter : seconden.
A
6
B
7
C
5,5
D
4

Slide 20 - Quizvraag

Karin fietst 18 km/uur.
Wat is haar snelheid in m/s?
A
3
B
20
C
6
D
5

Slide 21 - Quizvraag

Karin fietst 30 km in 90 minuten.
Wat is haar snelheid in km/uur?
A
6
B
5,56
C
10
D
20

Slide 22 - Quizvraag

Givaino is in Japan en betaalt 6 000 yen voor sushi.
De wisselkoers is 100 yen = 0,20 euro
Hoeveel euro heeft Givaino uitgegeven?
A
6000 x 100 x 0,20 = 120000
B
6 000 x 0,20 = 7200
C
6 000 : 20 = 300
D
6000 : 100 x 0,20 = 12

Slide 23 - Quizvraag

Geld omrekenen
De wisselkoers naar yen is
€ 1 = 129,25 yen
Wat krijg je terug als je 4000 yen inlevert?
A
3225
B
3,23
C
30,78
D
30,95

Slide 24 - Quizvraag

en nu verder in het boek
Je gaat de D-toets op blz 54 t/m 56 van je boek maken of op de digitale methode.
Je hebt net ontdekt welke onderdelen goed gingen en welke nog niet. Lees voor deze onderdelen de samenvatting op blz 51 t/m 53 goed door of doe dit op de digitale methode
Daarna maak je de oefentoets op de digitale methode. Helemaal rechts onder in je scherm bij dit hoofdstuk

Slide 25 - Tekstslide

les 3: toets hoofdstuk 1
Schrijf alle berekeningen op en let op de juiste eenheden!

Slide 26 - Tekstslide

les 4: formules met haakjes
typ de haakjes dus gewoon in op je rekenmachine

Slide 27 - Tekstslide

formule met deelstreep
Let op heb je de oude rekenmachine dan moet je met haakjes gaan werken.
Alles boven de deelstreep tussen haakjes zetten dan : en dan alles onder de deelstreep tussen haakjes zetten.

Slide 28 - Tekstslide

en nu in je boek werken
maken som 1 t/m 17
nakijken § 2.1
aftekenen § 2.1

Slide 29 - Tekstslide