Je kunt uitleggen hoe je een gesloten stroomkring maakt.
Je kunt het verschil tussen geleiders en isolatoren beschrijven.
Je kunt een aantal geleiders en isolatoren noemen.
Je kunt uitleggen op welke manier je de stroomsterkte meet.
Je kunt beschrijven wat een elektrische stroom is.
Je kunt uitleggen wat een led is en hoe een led werkt.
Slide 3 - Tekstslide
Om een lampje te laten branden, moet je er een elektrische stroom doorheen laten lopen. Dat lukt alleen als je een gesloten stroomkring maakt.
4.1 Een stroomkring maken
Slide 4 - Tekstslide
Om een lampje te laten branden, moet je er een elektrische stroom doorheen laten lopen. Dat lukt alleen als je een gesloten stroomkring maakt.
De woorden ‘stroom’ en ‘stroomkring’ maken duidelijk dat er ‘iets’ door de snoeren en het lampje heen beweegt. Natuurkundigen hebben dat ‘iets’ de naam lading gegeven.
4.1 Een stroomkring maken
Slide 5 - Tekstslide
4.1 Een stroomkring maken
Stoffen kun je indelen in twee groepen:
geleiders: deze stoffen laten de stroom goed door.
isolatoren: deze stoffen laten niet of nauwelijks stroom door.
Slide 6 - Tekstslide
4.1 Een stroomkring maken
Stoffen kun je indelen in twee groepen:
geleiders: deze stoffen laten de stroom goed door.
isolatoren: deze stoffen laten niet of nauwelijk stroom door.