De
Geestelijken en de adel hadden alles voor het zeggen en hoefden geen belasting te betalen.
Daaronder zaten de rijken. Die waren ontevreden omdat ze wel belasting moesten betalen, maar niets te zeggen hadden.
Weer daaronder zaten de armen. Deze hadden het heel zwaar. Ook moesten boeren, als zij hun grond pachtten, herendiensten verrichten. Oftewel een of meer dagen per week gratis voor hun leenheer werken.