Hoofdstuk 5.4 Budgetteren

BUDGETTEREN
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

BUDGETTEREN

Slide 1 - Tekstslide

paragraaf 4 Budgetteren
Leerdoelen
Wat is budgetteren?
Wat kun je doen om te bezuinigen?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Leren budgetteren
Het afstemmen van je inkomen en uitgaven op elkaar

Slide 4 - Tekstslide

Begroting & budgetteren
Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.
Budgetteren
Zorgen dat je uitgaven niet hoger worden dan je inkomsten

→ dus geen geld tekort komen

Slide 5 - Tekstslide

Budget lager dan..
- goedkoper inkopen
- minder inkopen
- aankoop uitstellen

Slide 6 - Tekstslide

huiswerk maken
paragraaf 5.4 en 
rekentrainer 5.3 en 5.4

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

1.3 Budgetteren moet je leren (deel 1)
  • Budgetteren
  • Begroting
  • Nibud
Het op elkaar afstemmen van je inkomsten en uitgaven
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode
Vraag 26

Slide 9 - Tekstslide

1.3 Budgetteren moet je leren (deel 1)
Inkomen uit arbeid:
beloning voor het werk dat je doet: loon of salaris

Hoe kom je aan je geld???
Soorten inkomens:
Inkomen uit bezit:
geld verdienen met je bezit: huuropbrengst, rente op spaargeld

Overdrachtsinkomen:
geld dat je krijgt zonder tegenprestatie: uitkeringen, zakgeld en kleedgeld


Vraag 27

Slide 10 - Tekstslide

1.3 Budgetteren moet je leren (deel 2)
Huishoudelijke uitgaven:
de alledaagse uitgaven voor je huishouden. (dagelijkse uitgaven)
Waaraan geef je je geld uit???
Soorten uitgaven:
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 11 - Tekstslide

1.3 Budgetteren moet je leren (deel 2)
Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren. 
Reserveren:
Geld opzij zetten waarvan je later bepaalde uitgaven kunt betalen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Voorbeeld:
Jacko krijgt €15 zakgeld per week. Hoeveel krijgt hij per maand?
  • Eerst naar jaar!
  • Dan naar maand
  • 15 x 52 = 780
  • 780 : 12 = 65
  • Jacko krijgt €65 per maand zakgeld

Slide 15 - Tekstslide

Voorbeeld:
Jarno verdient €130 per maand. Hoeveel verdient hij per week?
  • Eerst naar jaar!
  • Dan naar week
  • 130 x 12 = 1560
  • 1560 : 52 = 30
  • Jarno verdient €30 per week

Slide 16 - Tekstslide

Aan het werk!!
Maken t/m 34
Samenvatting (overschrijven en invullen bij je aantekeningen)
Leren paragraaf 1.3

Slide 17 - Tekstslide

Vandaag: uitgaven...

Slide 18 - Tekstslide