Spaans U1 11 mei oefenen voor luistertoets
1 / 26
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
timer
1:00
¿Qué tal las vacaciones de mayo?
¿Qué actividades tienes en las vacaciones de mayo?
Escribe en holandés.
¿Qué actividades tienes en las vacaciones de mayo?
Escribe en holandés.
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
timer
2:00
En casa: Escribe en holandés sobre el examen formativo: wat ging goed en wat kon beter?
En clase: habla con un compañero de clase el examen formativo: wat ging goed en wat kan beter?
En clase: habla con un compañero de clase el examen formativo: wat ging goed en wat kan beter?
Slide 7 - Woordweb
Slide 8 - Tekstslide
¿Tienes preguntas sobre los exámenes de español? Escribe en holandés.
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
¿Qué idiomas habla Martín?
A
Engels en Spaans
B
Nederlands en Spaans
C
Frans en Spaans
D
Duits en Spaans
Slide 11 - Quizvraag
¿Qué mascota tiene Judith?
A
een hond
B
een kat
C
een kanarie
D
een rat
Slide 12 - Quizvraag
¿Cuántos hermanos tiene Jasmín?
A
1
B
2
C
3
D
o
Slide 13 - Quizvraag
¿Cómo se llama el chico?
A
Simón
B
Santiago
C
Santi
D
Sam
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Stuur hier je antwoord:
timer
0:10
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Tekstslide
Stuur hier je antwoord:
timer
0:10
Slide 18 - Open vraag
waar of niet waar:
1. María Isabel is een nieuwe leerling in de klas.
2. María Isabel komt uit Uruguay.
3. Ze is 13 jaar.
4. Ze spreekt 3 talen.
1. María Isabel is een nieuwe leerling in de klas.
2. María Isabel komt uit Uruguay.
3. Ze is 13 jaar.
4. Ze spreekt 3 talen.
Slide 19 - Open vraag
timer
1:00
Hoe ging het oefenen voor de luistertoets?
Wat kun je zelf thuis doen om er beter in te worden?
Wat kun je zelf thuis doen om er beter in te worden?
Slide 20 - Woordweb
Vervoeg de volgende werkwoorden zonder nadruk (zonder persoonlijke voornaamwoord ervoor:
1. ik viajar
2. jij abrir
3. wij comer
4. hij zijn
5. zij hebben
1. ik viajar
2. jij abrir
3. wij comer
4. hij zijn
5. zij hebben
timer
3:00
Slide 21 - Open vraag
Vertaal de volgende werkwoorden in de juiste persoon naar het Nederlands:
1. hablas
2. es
3. tenemos
4. se llama
5. escribo
6. como
1. hablas
2. es
3. tenemos
4. se llama
5. escribo
6. como
timer
3:00
Slide 22 - Open vraag
Hoe ging het vervoegen van de werkwoorden?
Wat heb je nu anders gedaan?
Wat heb je nu anders gedaan?
timer
1:00
Slide 23 - Open vraag
Slide 24 - Tekstslide
timer
1:00
Welk cijfer heb je behaald voor je brief?
Waarom denk je dat?
Waarom denk je dat?
Slide 25 - Woordweb
Bekijk je fouten. Waar ga je deze periode op focussen? (let wel de grammatica en vocabulaire komen terug in de tp3!)
timer
2:00
