13. De opkomst van .............?........................ die de basis legde voor het herleven van een agrarisch-...........?.......... samenleving.
14. De opkomst van ...............?................. en de toenemende zelfstandigheid van steden.
15. Het begin van staatsvorming en ..............?.................
16. Het conflict in ..............?.............. over de vraag of de .........................?.................. macht het primaat behoorde te hebben.
17. De ...............?.................. naar buiten toe, onder andere in de vorm van kruistochten.