Uitwerkingen schrijfopdracht Kleidung

Kleidung
1. Je leert een goede aanhef en een goed slot schrijven.
2. Je kent het verschil tussen das/dass en wenn/als.
3. Je leert dat de slotgroet moet passen bij de aanhef.
4. Je weet wanneer je komma's en hoofdletters moet schrijven.
5. Je weet het verschil tussen du/Sie/ihr.
6. Je leert signaalwoorden toe te passen.
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kleidung
1. Je leert een goede aanhef en een goed slot schrijven.
2. Je kent het verschil tussen das/dass en wenn/als.
3. Je leert dat de slotgroet moet passen bij de aanhef.
4. Je weet wanneer je komma's en hoofdletters moet schrijven.
5. Je weet het verschil tussen du/Sie/ihr.
6. Je leert signaalwoorden toe te passen.

Slide 1 - Tekstslide

VERBETER:
Sehr geehrter Herr oder Frau,



Slide 2 - Open vraag

NOTEER DE WORODEN DIE MET EEN HOOFDLETTER GESCHREVEN WORDEN:
gestern habe ich mit großem interesse den artikel über das thema faire kleidung und vegane kleidung gelesen. gerne möchte ich meine meinung dazu äußern.

Slide 3 - Open vraag

SCHRIJF DE ZIN OVER EN ZET DE KOMMA('S) OP DE JUISTE PLAATS:
Ich selbst versuche so viel wie möglich faire und gebrauchte Kleidung zu tragen weil ich einen Beitrag für die Welt leisten möchte.

Slide 4 - Open vraag

De volgende signaalwoorden ontbreken: nur - aber - während - zum Beispiel - aber. Vul ze in de tekst in, zodat een logisch verhaal ontstaat.
Vor- und nachteile werden immer da sein, (1) ………………. über Vegane Kleidung. Die Haltbarkeit der veganen Alternative ist (2) …………….. auf etwa zehn Jahre begrenzt, (3) …………………. echtes Leder das nicht ist. (4) ………………, es ist viel besser für die Umwelt. Nachteil von fairer Kleidung ist (5) …………..., dass es teurer sein kann.

Slide 5 - Open vraag

Vorteile von veganer Kleidung sind, (1) das/dass es in guten Umständen gemacht ist und, (2) das/dass es nicht schlecht für die Umwelt ist.
A
(1) das - (2) dass
B
(1) das - (2) das
C
(1) dass - (2) dass
D
(1) dass - (2) das

Slide 6 - Quizvraag

Früher, (1) als/wenn ich klein war, musste meine Mutter meine Kleidung aussuchen.
Also ich denke dass weniger Menschen Kleidung kaufen, (2) als/wenn sie teurer ist.
A
(1) als - (2) wenn
B
(1) als - (2) als
C
(1) wenn - (2) wenn
D
(1) wenn - (2) - als

Slide 7 - Quizvraag

Meine Meinung zur Kleidung ist, (1) das/dass man tragen kann, was man will, (2) denn/weil, (3) als/wenn man (4) das/dass trägt, was einem gefällt, macht es einen automatisch glücklicher. Mir ist es wirklich egal, ob Sie Markenkleidung tragen oder nicht.

Ich würde gerne von Ihnen hören.
(5) Liebe grüße, / Liebe Grüße

Slide 8 - Open vraag

1. De auteur van de vorige tekst gebruikt Sie. Wat betekent dat?
2. Door welk woord zou je het moeten vervangen? .... of ....
3. De auteur hoopt dat ze een reactie krijgt. Welke inleidende zin zou je kunnen gebruiken? …………………………………………………………………….. ? Ich würde gerne von Ihnen hören.
4. In de zin Ich würde gerne von Ihnen hören. De aanhef is echter Liebe Leser. Door welk woord zou je Ihnen hier vervangen? .... of ....

Slide 9 - Open vraag

Volgende les:
Leer de woordjes over tattoos en piercings.

Slide 10 - Tekstslide