§3.5 Noordelijk bezoek

1 / 44
volgende
Slide 1: Video

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Video

Schrijf een aantal kenmerken op van een Viking uit het filmpje:

Slide 2 - Woordweb

H6: Licht op de Middeleeuwen
§3.5 Noordelijk bezoek
Hierna: 10 tijdvakken.

Slide 3 - Tekstslide

Tijd van monniken en ridders (500 - 1000)
In het wit zie je een helm, zoals ridders die droegen. Op de achtergrond zie je een deel van een klooster. Ridderschap en de christelijke kerk horen bij de Tijd van monniken en ridders.
Hierna: Leerdoelen.

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind:
1. kun je vertellen wie de Vikingen (Noormannen) waren en waarom zij veel (kust)gebieden in Europa hebben gekoloniseerd; 

2. weet je te verwoorden welke rol de Vikingen hebben gespeeld in Nederland;

3. kun je twee oorzaken benoemen waarom Karel de Grote en de Vikingen vaak in oorlog waren met elkaar;

4. kun je een omschrijving geven van de godsdienst van de Vikingen;

5. weet je drie / vier oorzaken te noemen waardoor het Viking-tijdperk ten einde is gekomen.
Wickie de Viking
Hierna: filmpje Wie zijn de Vikingen? - Clipphanger ±1 min.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Sleep de punaise naar het oorspronkelijke leefgebied van de Vikingen
Hierna: uitleg leerdoel 1.

Slide 7 - Sleepvraag

Leerdoel 1: 
Rond het jaar 800 (ofwel de Vroege Middeleeuwen) vinden in West-Europa veel invallen vanaf zee plaats. Na plundertochten en brandstichtingen verdwijnen deze Noormannen met hun schepen ook weer vlug. 

De Noormannen (ook wel Vikingen) komen van oorsprong uit Noord-Europa, kortom Scandinavië (bv Noorwegen, Zweden en Denemarken). Zij zijn boerenhandelaars. 
Waarom reizen de Noormannen van Noord- naar West-Europa? 
Een oorzaak is de  snelle groei van de bevolking in Noord-Europa met als gevolg voedseltekorten. Daarom koloniseren (bewoonbaar maken) de Noormannen nieuwe gebieden, zoals in 874 IJsland en in 985 Groenland.
 
Hierna: plaatje Langschip.

Slide 8 - Tekstslide





Schepen
Om te reizen bouwden de Vikingen goede schepen, de bekendste is het langschip. Dit schip was snel en licht, en geschikt voor handel en oorlog. Ze konden met die schepen goed op de zee en goed op de rivieren varen, een groot voordeel!
Op de voorkant werd vaak uit hout een draken- of slangenkop gesneden om tegenstanders bang te maken en boze geesten te verjagen.
Hierna: uitleg leerdoel 2.

Slide 9 - Tekstslide

Leerdoel 2: Vikingen in Nederland.
De Noormannen plunderen ook in Nederland.
In 834 worden in Dorestad (nu Wijk bij Duurstede) de inwoners vermoord of als slaafgemaakt.  
De Noormannen gebruiken veel geweld en roofden, verkrachtten en stichtten brand.

Maar waarom Dorestad plunderen? 
Dorestad is heel interessant, omdat deze op een kruispunt van handelswegen over het water ligt en er veel handel plaatsvindt in wapens, werktuigen, wollen stoffen en sieraden.

Hierna: uitleg leerdoel 3.

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoel 3: Karel de Grote & de Noormannen
In de Vroege Middeleeuwen is heel West-Europa één groot land met de naam het Frankische Rijk (481-843) met als koning Karel de Grote. 
Karel de Grote komt vaak in conflict met de Noormannen. 
Hij voert ook oorlogen tegen de Saksen, een Germaans volk en bondgenoten (vriendjes) van de Noormannen. Twee oorzaken van de conflicten: 
1. De Noormannen hebben het voorzien op de rijkdommen in het Frankische rijk. 
2. Daarentegen wil de christelijke Karel de Grote graag de Noormannen bekeren tot het christelijk geloof. 
Uitleg: leerdoel 4.

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel 4: De Godsdienst
Noormannen (ook wel Vikingen) hebben een polytheïstische godsdienst (een geloof met meerdere goden).

De bekendste goden zijn Odin, Thor, Loki en Freya. Deze goden worden vereerd in tempels, met standbeelden en offers. 

Volgens de Noormannen behoort het Walhalla toe aan de oppergod Odin. Om een plekje in het Walhalla (de hemel, een soort schitterend paleis met 540 deuren) te verkrijgen, moet je sterven in de strijd. 
Uitleg: leerdoel 5.

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel 5: Aanpassing aan Europa
Na ruim driehonderd jaar worden de vele aanvallen van de Noormannen (ook wel Vikingen) in de 11e eeuw minder.  De oorzaken: 
1. De Noormannen blijven in de geplunderde gebieden wonen;
2. De Noormannen bekeren zich door missionarissen alsnog tot het christendom;
3. Veel steden en havens hebben zichzelf ondertussen versterkt met bv stenen muren, gevolg bouw van kastelen.
4. Er worden vredesverdragen getekend tussen Europese koningen en de Vikingen. Zo wordt in 911 een vredesverdrag getekend tussen de West-Frankische koning Karel de Eenvoudige en de Noorman Rollo, waarna de Noormannen de Franse streek Normandië te leen krijgen als de Noormannen stoppen met de plundertochten

Zo krijgen de Vikingen in 911 het Franse gebied Normandië. 


Hierna: meerdere quizvragen.

Slide 13 - Tekstslide


Twee uitspraken:
1. Klik op de afbeelding om in te zoomen. De rode lijnen stellen voor de vaarroutes van de Noormannen in de Vroege Middeleeuwen (500-1000).
2. De Franse streeknaam Normandië is afgeleid van het woord Noormannen
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 14 - Quizvraag


Welke zin over de godsdienst van de Noormannen (Vikingen) is juist? 

A
De Vikingen geloofden in één god. Dat noem je monotheïsme.
B
De Vikingen geloofden in meerdere goden. Dat noem je monotheïsme.
C
De Vikingen geloofden in één god. Dat noem je polytheïsme
D
De Vikingen geloofden in meerdere goden. Dat noem je polytheïsme.

Slide 15 - Quizvraag


Bij het vak geschiedenis heb je feiten en meningen.
Een feit is iets dat te controleren is en kan bewezen worden. Een feit verandert niet.
Een mening is iets wat iemand vindt. 

Welke uitspraak is een feit?
A
De Noormannen zijn strijdlustige, kwaadaardige, barbaarse geweldplegers
B
De Noormannen hebben met hun plundertochten alleen maar ellende in Nederland gebracht.
C
Volgens de afbeelding hebben de Noormannen ook gebieden van Amerika gekoloniseerd.
D
Geen van de genoemde uitspraken is een feit

Slide 16 - Quizvraag


Twee uitspraken:
1. De plundertochten van de Noormannen versnellen / vertragen de komst van stenen kastelen en stenen stadsmuren.

2. 'De Noormannen drinken uit bekers van schedels en dragen hoorns op hun helmen.' Deze zin is gebaseerd op de wetenschap (een feit) / een mythe ( een verzinsel). 
A
1. versnellen, 2. de wetenschap
B
1. versnellen, 2. een mythe
C
1. vertragen, 2. de wetenschap
D
1. vertragen, 2. een mythe

Slide 17 - Quizvraag


Karel de Grote voert oorlog tegen de Noormannen, 
1. Een oorzaak / gevolg is dat de Noormannen de rijkdommen in het Frankische Rijk willen stelen;
2. Een oorzaak / gevolg is dat Karel de Grote (desnoods met geweld) de Noormannen wil bekeren tot het christelijk geloof. 
A
1. oorzaak, 2. oorzaak
B
1. oorzaak, 2. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak

Slide 18 - Quizvraag


Twee uitspraken:
1. De Vikingen plunderen ook veel kloosters. In deze kloosters zijn ook bibliotheken met veel boeken die worden vernietigd. Een oorzaak / gevolg is dat veel kennis gaat verloren.
2. De Vikingen plunderen ook alle handelsschepen die zij tegenkomen, een oorzaak / gevolg is dat de handel afneemt.  
Hierna: sleepvraag.
A
1. oorzaak, 2. oorzaak
B
1. oorzaak, 2. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de afbeeldingen naar het juiste vak. 
Kies of de afbeelding een oorzaak of gevolg is van de komst van de Vikingen.
                         
Hierna: filmpje Vikingen - Welkom in de Middeleeuwen (± 2 min)
Oorzaak
Gevolg

Slide 20 - Sleepvraag

Slide 21 - Video


In het filmpje van zojuist werd nagespeeld de plundertochten van de Noormannen (Vikingen).
Geeft dit filmpje volgens jou een betrouwbaar of een onbetrouwbaar beeld hoe deze plundertochten verliepen? Leg jouw keuze uit.
Hierna: quizvragen.
Betrouwbaar
Onbetrouwbaar

Slide 22 - Poll


Twee uitspraken:
1. Dorestad werd aangevallen in 834. 
Dat is dus in de 8e eeuw / 9e eeuw. 

2. 'Vikingen hebben koeienhoorns op hun helm. '
Deze uitspraak is juist / onjuist
A
1. 8e eeuw, 2. juist
B
1. 8e eeuw, 2. onjuist
C
1. 9e eeuw, 2. juist
D
1. 9e eeuw, 2. onjuist

Slide 23 - Quizvraag


Je ziet een oude schoolplaat over de Vikingen in Dorestad  van Isings uit 1927.

Geschreven bronnen zijn bronnen met tekst.
Ongeschreven bronnen zijn afbeeldingen of voorwerpen.
Directe (Primaire) bronnen zijn bronnen die uit de tijd zelf komen. 
Indirecte (Secundaire) bronnen komen van iemand uit een andere tijd.

De schoolplaat hiernaast is dus een.....

Hierna: sleepvraag.
A
ongeschreven directe bron
B
ongeschreven indirecte bron
C
geschreven directe bron
D
geschreven indirecte bron.

Slide 24 - Quizvraag

Hier zie je een hele bekende schoolplaat over de Vikingen in Dorestad (Wijk bij Duurstede). Kun jij alle onderdelen vinden? 
Hierna: filmpje Plunderende Vikingen - Oud Nieuws (± 8 min).
Plunderaar met helm
Loopplank
Drakekop
Zeil
Muzikant
Plundering/brand

Slide 25 - Sleepvraag

Opdracht: Je gaat zo meteen een filmpje kijken over de Vikingen (± 8 min). Kopieer-plak onderstaande vragen in Word en geef antwoord tijdens het filmpje. Later in de les moet je de antwoorden via Lesson Up inleveren. Succes!
Vragen:
1. ‘Columbus heeft in 1492 Amerika ontdekt’. Ben jij het eens met deze uitspraak? Begin met ja of nee en leg daarna uit: 
2. In 793 vallen de Vikingen een klooster met monniken in Engeland aan. Hoe verdedigden de monniken hun klooster? 
3. De Vikingen geloven in een Walhalla. Wat is een Walhalla?
4. Wat is de taak van de god Thor? 
5. Waarom wilden op een gegeven moment steeds meer vrouwelijke Vikingen graag christen worden? 
Hierna: filmpje Plunderende Vikingen - Oud Nieuws (± 8 min).

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video


Twee uitspraken:
1. Amerika is ontdekt door Columbus / de Vikingen (Noormannen).

2. De Vikingen (Noormannen) komen uit Noord-Europa / Zuid-Europa. 
A
1. Columbus, 2. Noord-Europa
B
1. Columbus, 2. Zuid-Europa
C
1. de Vikingen, 2. Noord-Europa
D
1. de Vikingen, 2. Zuid-Europa

Slide 28 - Quizvraag


Twee uitspraken:
1. De Vikingen (Noormannen) hebben een polytheïstisch geloof / monotheïstisch geloof.

2. De Vikingen geloofden in een walhalla. Een walhalla kun je vergelijken met de hemel / hel
A
1. polytheïstisch geloof, 2. hemel
B
1. polytheïstisch geloof, 2. hel
C
1. monotheïstisch geloof, 2. hemel
D
1. monotheïstisch geloof, 2. hel

Slide 29 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen. Je ziet een print screen van 6:55.

Deze God maakt donder en bliksem met zijn hamer, hij heet....
Hierna: evaluatie
A
Wodan
B
Thor
C
Odin
D
Loki

Slide 30 - Quizvraag

Evaluatie: Hoe goed beheers jij nu de leerdoelen?
1 vinger: totaal niet.
2 vingers: een klein beetje
3 vingers: voldoende. 
4 vingers: goed
5 vingers: zeer goed!
1. kun je vertellen wie de Vikingen (Noormannen) waren en waarom zij veel (kust)gebieden in Europa hebben gekoloniseerd;
2. weet je te verwoorden welke rol de Vikingen hebben gespeeld in Nederland;
3. kun je twee oorzaken benoemen waarom Karel de Grote en de Vikingen vaak in oorlog waren met elkaar;
4. kun je een omschrijving geven van de godsdienst van de Vikingen;
5. weet je drie / vier oorzaken te noemen waardoor het Viking-tijdperk ten einde is gekomen.



Hierna: inleveren antwoorden op kijkvragen.

Slide 31 - Tekstslide


Lever hieronder de antwoorden op de kijkvragen in.
Vragen:
1. Columbus heeft in 1492 Amerika ontdekt’. Ben jij het eens met deze uitspraak? Begin met ja of nee en leg daarna uit:
2. In 793 vallen de Vikingen een klooster met monniken in Engeland aan. Hoe verdedigden de monniken hun klooster?
3. De Vikingen geloven in een Walhalla. Wat is een Walhalla?
4. Wat is de taak van de god Thor?
5. Waarom wilden op een gegeven moment steeds meer vrouwelijke Vikingen graag christen worden? 
Onder de paperclip zijn nogmaals de vragen te vinden.

Slide 32 - Open vraag

H6: Licht op de Middeleeuwen
§6.4: Noordelijk bezoek
In deze les kun je 5 punten verdienen!
Hierna: stukje film the Viking (± 2 min)

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Je zag zojuist een filmpje over de Vikingen.
Omschrijf het karakter van een Viking zoals je dit zag in het filmpje:
Hierna: opdracht kijkvragen.

Slide 35 - Woordweb

Opdracht: Je gaat zo meteen een filmpje kijken over de Vikingen (± 8 min). Kopieer-plak onderstaande vragen in Word en geef antwoord tijdens het filmpje. Later in de les moet je de antwoorden via Lesson Up inleveren. Succes!
Vragen:
1. Hoe heet het tijdvak waarin de Vikingen leefden?
2. Welke dingen worden in de eerste minuut genoemd waaruit blijkt dat Vikingen vaak als gevoelloze barbaren worden neergezet?
3. Waarom gaat de hoofdpersoon Erik persoon op reis?
4. Vikingen waren goed in het maken van houten schepen. Zij gebruikten eikenhout. Waarom juist eikenhout?
5. Welke twee functies had een drakenkop aan de voorkant van een Vikingschip?
6. Waarom laten de Vikingen in het filmpje een raaf (een soort vogel) los? 
7. Erik reist naar het eerste eiland waar hij een natuurverschijnsel tegenkomt, waarbij kokend heet water uit vreemde gaten meters omhoog spuit. Hoe heet dit natuurverschijnsel?
8. Op dit eerste eiland blijven Erik en de andere Vikingen wonen en gaan dit koloniseren.  Hoe wordt volgens de wet van de Vikingen bepaald hoe groot gebied jij in dit nieuwe land mag koloniseren?
9.  Welke verklaring wordt genoemd waarom Erik vanaf het eerste eiland weer verder op reis moet?
10. Erik de Viking komt aan in Amerika. Maar verlaat Amerika ook weer om weer naar het oosten te varen, waarom? 
11. Noem twee / drie goden van de Vikingen die in het filmpje worden genoemd? 


l




Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Video


Klik op de afbeelding om in te zoomen.

Welke pictogram hoort bij het onderwerp 'de Vikingen'? 
A
Pictogram 1
B
Pictogram 2
C
Pictogram 3
D
Pictogram 4

Slide 38 - Quizvraag


Welke landen hebben de Vikingen allemaal ontdekt?
A
Walhalla - IJsland - Amerika
B
IJsland - Groenland - Amerika
C
Walhalla - IJsland - Groenland
D
Walhalla - Groenland - Amerika

Slide 39 - Quizvraag


Klik op de afbeelding om in te zoomen.
Je ziet een print screen van 9:33.

Wat stellen de cijfers 1, 2 en 3 voor?
A
1. Amerika, 2. Groenland, 3. IJsland
B
1. Groenland, 2. Amerika, 3. IJsland
C
1. IJsland, 2. Amerika, 3. Groenland.
D
1. IJsland, 2. Groenland, 3. Amerika

Slide 40 - Quizvraag


De hoofdpersoon Erik erft niet de boerderij met bijbehorend van zijn vader als hij sterft. Een (1) oorzaak / gevolg is dat Erik niet de oudste zoon is. Een (2) oorzaak / gevolg is dat Erik een reis gaat maken opzoek naar nieuw land. 
Hierna: sleepvraag.
A
1. oorzaak, 1. oorzaak
B
1. oorzaak, 2. gevolg
C
1. gevolg, 2. gevolg
D
1. gevolg, 2. oorzaak

Slide 41 - Quizvraag

Zet onderstaande zinnen in de juiste (chronologische) tijdsvolgorde (van vroeger naar later):
Hierna: inleveren antwoorden kijkvragen.
Erik verlaat als tweede zoon van het gezin Scandinavië.

Door een uitgelopen vechtpartij (met als gevolg moord) moet Erik weer verder reizen. 
Erik komt indianen tegen in Amerika.
Erik wordt christelijk en wordt als beroep smid.
Erik krijgt heimwee naar zijn geboorte-grond en kom weer aan bij het land waar ik ben geboren.

Slide 42 - Sleepvraag


Evaluatie: Lever hieronder de antwoorden op de kijkvragen in.
Vragen:
1. Columbus heeft in 1492 Amerika ontdekt’. Ben jij het eens met deze uitspraak? Begin met ja of nee en leg daarna uit:
2. In 793 vallen de Vikingen een klooster met monniken in Engeland aan. Hoe verdedigden de monniken hun klooster?
3. De Vikingen geloven in een Walhalla. Wat is een Walhalla?
4. Wat is de taak van de god Thor?
5. Waarom wilden op een gegeven moment steeds meer vrouwelijke Vikingen graag christen worden? 
Onder de paperclip zijn nogmaals de vragen te vinden.

Slide 43 - Open vraag

Slide 44 - Link