In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
herhaling H4 De Franken, geweld en geloof
Tijdvak 3 - Monniken en ridders
500 - 1000
Slide 1 - Tekstslide
Belangrijk gevolg van de dalende landbouwproductie door de invallen van de Germanen in het romeinse rijk?
A
geen voedsel meer voor de steden
B
werkloosheid
C
stijgende prijzen
Slide 2 - Quizvraag
Romeinse steden in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr)
A
bleven in de middeleeuwen in oorspronkelijke staat functioneren
B
waren leeggelopen
C
werden vervangen door Middeleeuwse steden
Slide 3 - Quizvraag
Enkele steden bleven in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr) nog wel bestaan. Welke?
A
waar een bisschop van de kerk was
B
die hele hoge muur hadden
C
die een onaantrekkelijk klimaat kenden
Slide 4 - Quizvraag
de geldeconomie in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr)
A
werd gedomineerd door goud
B
was gebaseerd op waardepapieren
C
bloeide als nooit tevoren
D
was verdwenen
Slide 5 - Quizvraag
de wegen in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr)
A
functioneerde goed
B
werd uitgebreid
C
werden verwaarloosd en waren onveilig
Slide 6 - Quizvraag
de veiligheid om te reizen in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr)
A
was niet te vertrouwen en viel weg
B
was goed georganiseerd
C
was gegarandeerd
Slide 7 - Quizvraag
de handel in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr)
A
bloeit als nooit tevoren
B
wordt gekenmerkt door stagnatie
C
speelde geen rol
Slide 8 - Quizvraag
Waardoor viel de landbouwstedelijke samenleving weg na de val van het Romeinse rijk?
A
Er was geen bescherming meer, handel werd onveilig
B
De steden werden vernield
C
Er was geen geld meer waar mee gehandeld kon worden
D
De wegen werden niet meer onderhouden
Slide 9 - Quizvraag
Belangrijkste middel van bestaan in de tijd van monniken en ridders (500-1000 n.chr)
A
handel
B
landbouw
C
industrie
D
jagen en verzamelen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een domein?
A
een stuk grond van de boeren waar ze op leefden
B
het landgoed van een koning, edelman bisschop of klooster
C
het stuk grond waar een kasteel op staat.
D
het landgoed van de horigen
Slide 11 - Quizvraag
Wat vormde vaak het middelpunt van een domein?
A
Het kerkje
B
een kasteel
C
een watermolen
D
een visvijver
Slide 12 - Quizvraag
Wie kon geen domein in bezit hebben?
A
koning
B
horige
C
bisschop
D
graaf
Slide 13 - Quizvraag
Wat betekent autarkie?
A
oud
B
Zelfvoorzienend
C
eigenaar
D
kasteel
Slide 14 - Quizvraag
Schema over het hofstelsel
Slide 15 - Tekstslide
Bekijk de video op de volgende dia. De presentator wijkt af van de heersende opvatting over de horigen in de tijd van Monniken en Ridders. Waaruit blijkt dat? Noem 2 aspecten
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Bekijk de video op de volgende dia. De presentator wijkt af van de heersende opvatting over de horigen in de tijd van Monniken en Ridders. Waaruit blijkt dat? Noem 2 aspecten
Slide 18 - Open vraag
0
Slide 19 - Video
Na het vertrek van de Romeinen stichtten de Franken een groot rijk. Welke verklaring van hun succes is de juiste?
A
De Franken voerden dikwijls oorlog omdat zij er beter van werden ook vonden ze dat ze de Kerk hielpen. Bovendien hadden ze goede ruiters.
B
De oorlogen die de Franken voerden, kostten hen veel geld. Ze hadden dat echter over voor het Christendom
C
De Franken hadden goede ruiters en waren nog heidenen. Daarom waren ze veel wreder dan hun Christelijke tegenstanders.
D
De Franken vochten in naam van het geloof, maar ze verdienden ook veel aan de oorlogen. Hun voetsoldaten waren overal gevreesd.
Slide 20 - Quizvraag
In de vroege middeleeuwen werden veel kastelen gebouwd. Wat is daarvan GEEN oorzaak?
A
Vanuit een kasteel kon je tol heffen.
B
Vanuit een kasteel kon je andere mensen beroven.
C
Op een kasteel kon je een luxe leventje leiden
D
Er was veel geweld, het kasteel bood veiligheid
Slide 21 - Quizvraag
De Franken waren het machtigst en werden (na veel strijd) de baas over de andere stammen. KaEen bekende Frankische koning rond het jaar 800 was
A
Karel de Kleine
B
Karel de Kale
C
Karel de Grote
D
Karel Martel
Slide 22 - Quizvraag
Hoe heetten de mensen die grond te leen krijgen van een heer?
A
leenman
B
leenheer
C
leenboer
D
horige
Slide 23 - Quizvraag
Wat is de hedsjra?
A
de vlucht van Mohammed uit Mekka
B
De geboorte van de profeet Mohammed
C
het begin van de islamitische jaartelling
D
de heilige oorlog
Slide 24 - Quizvraag
Welke zin is onjuist?
A
de landen van de islam waren verder ontwikkeld dan de landen van het christendom
B
de islam was een toleranter geloof dan het christendom
C
de moslims, christenen en joden hebben dezelfde stamvader
D
na de dood van Mohammed verspreidde de islam zich langzaam
Slide 25 - Quizvraag
Karel de Grote hielp mee om het christendom verder te verspreiden over Europa.Van wie kreeg koning Karel de Grote de titel 'Keizer'?
A
van Willibrord
B
van zichzelf
C
van Bonifatius
D
van de Paus
Slide 26 - Quizvraag
De middeleeuwen was een driestandenmaatschappij. Uit welke drie maatschappelijke lagen bestond deze?