Examenidiom
1 / 18
Lesduur is: 12 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Bedingung
A
motivering
B
voorwaarde
C
beoordeling
Slide 2 - Quizvraag
Beziehung
A
betrekking
B
verhouding
C
beoordeling
Slide 3 - Quizvraag
derzeit
A
momenteel
B
in die tijd
C
toen
Slide 4 - Quizvraag
eben
A
even (getal)
B
even(tjes)/kort
C
nu eenmaal
Slide 5 - Quizvraag
laut
A
lui
B
belasting
C
volgens
D
langzaam
Slide 6 - Quizvraag
längst
A
allang
B
al naar gelang
C
de langste
Slide 7 - Quizvraag
der Mangel
A
het tekort
B
de mango
C
he tegenstelling
D
het probleem
Slide 8 - Quizvraag
ersetzen
A
vervangen
B
verzetten
C
vertalen
D
opzetten
Slide 9 - Quizvraag
Ergebnis
A
gegeven
B
begrafenis
C
resultaat
D
schenking
Slide 10 - Quizvraag
Widerlegung
A
weerlegging
B
omleiding
C
wederopstanding
Slide 11 - Quizvraag
Überschrift
A
kop/titel
B
afschrift
C
overvloed
Slide 12 - Quizvraag
Steigerung
A
stijging
B
versterking
C
belasting
D
steiger
Slide 13 - Quizvraag
versprechen
A
verspreken
B
tegenspreken
C
beloven
Slide 14 - Quizvraag
üblich
A
gebruikelijk
B
grappig
C
oefenend
D
overzicht
Slide 15 - Quizvraag
These
A
thee
B
stelling
C
theedoek
D
veronderstelling
Slide 16 - Quizvraag
scheitern
A
schijven maken
B
schijten
C
gokken
D
mislukken
Slide 17 - Quizvraag
Ziel
A
ziel
B
touw
C
doel
D
zeil
