D1BTh7 B2 Functies van bloemdelen

D1BTh8 B2
Functies van bloemdelen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

D1BTh8 B2
Functies van bloemdelen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Dit ga je leren
De functie van:
   - de bloemkelk
   - de kroonbladeren
   - nectar

Mannelijk geslachtsorgaan:  onderdelen en functie
Vrouwelijk geslachtsorgaan: onderdelen en functie
 

Slide 2 - Tekstslide

Lezen en opdrachten maken


Handboek: Lezen blz. 60 en 61

Werkboek: Maak opdracht 6 en 7 (blz. 66)



Slide 3 - Tekstslide

Herhaling: Uit welke onderdelen bestaat de stamper?

Slide 4 - Open vraag

Herhaling: Uit welke onderdelen bestaat de meeldraad?

Slide 5 - Open vraag

Leerdoel



Je kent de functies van de bloemdelen

Slide 6 - Tekstslide

Functies van bloemdelen
Als de bloem 'in de knop' zit, zie je de groene kelkbladeren. 
Aan de bloembodem zit de bloemkelk met de kelkbladeren vast. De bloemkelk beschermt de bloem tegen uitdroging, kou en beschadiging (vraat). 
Als de bloem opengaat, vallen bij sommige bloemen de kelkbladeren af. 

Bloemen met opvallend gekleurde kroonbladeren trekken insecten aan. 

Er zijn ook planten met kleine, groene kroonbladeren. Grassen hebben wel bloemen maar je ziet ze niet zo goed omdat ze groen zijn.

Maak in je schrift een schema over deze tekst.

Slide 7 - Tekstslide

Leerdoel


Je kent de onderdelen van de mannelijke- en vrouwelijke geslachtsorganen en hun functies.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Wat staat er op de ? -- Vertel het verhaal, dan ken je het.

Slide 10 - Tekstslide

Voortplanting 
Mannelijke geslachtsorgaan
De meeldraad
De helmknop is een onderdeel van de meeldraad en bestaat uit helmhokjes met daarin stuifmeel. 

Stuifmeel bestaat uit veel hele kleine stuifmeelkorrels. 
Het zijn de mannelijke geslachtscellen van een plant. 

Als de stuifmeelkorrels rijp zijn, knapt de helmknop en het helmhokje open. De stuifmeelkorrels komen dan vrij.

Wist je dat: 
- sommige planten heel weinig meeldraden hebben en 
   andere heel veel?
- een stuifmeelkorrel een mannelijke geslachtscel is?

Teken een meeldraad in je schrift en noteer de onderdelen

Slide 11 - Tekstslide

Voortplanting:
Het vrouwelijk geslachtsorgaan:
De stamper
De stamper is het vrouwelijke geslachtsorgaan van een plant. 

Het vruchtbeginsel is een onderdeel van de stamper, het bevat zaadbeginsels. 

In een zaadbeginsel bevindt zich een eicel met daarin een kern. Een eicel is de vrouwelijke geslachtscel. 

Wist je dat er planten zijn met maar één stamper en planten met meer stampers?

Wist je dat er planten zijn met maar één stempel / stijl en andere met meerdere stempels / stijlen?

Teken de stamper in je schrift en noteer de onderdelen

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoel


Je weet wat nectar is en waarom nectar belangrijk is voor een bloem.

Slide 13 - Tekstslide

Zo maken de bijen honing:
Stap 1. Bloemen maken nectar die de bijen lekker vinden.
Stap 2. De bij verzamelt de nectar in haar honingblaas (maag).
Stap 3. In de bijenkorf zet de bij de nectar om in honing.

De bij heeft een extra maag om de nectar in te vervoeren. 

Weet je waarom een bij stuifmeel eet?
Stuifmeel levert eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen, aminozuren en heel veel vitamines. Verschillend stuifmeel bevat verschillende belangrijke voedingsstoffen. Een bij eet daarom stuifmeel van verschillende planten.

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Heerlijke bijen-kots
Bijen hebben ‘wasklieren’. Deze maken was. Met hun bek bouwen ze van die was 6-hoekige kamers, allemaal even groot! Eén kamer is het grootst, daar woont de koningin. Zij legt wel 2000 eitjes per dag. Hieruit komen de werkbijen. Ze maken schoon, verzorgen de koningin en vliegen samen rond op zoek naar nectar in de beste bloemen. Ze gebruiken bij het zoeken hun antennes. Ze gaan terug naar de honingraat en ‘vertellen’ waar de nectar te vinden is.
De bijen werken allemaal samen, ze halen de nectar. Eerst zuigt een werkbij de nectar uit de plant. Dan spuugt hij het in de bek van een andere werkbij. Die slikt het in en kotst het uit in een raat (in een 6 hoekig kamertje). Het is honing geworden. De bij eet er een heel klein beetje van want hij heeft energie nodig om te vliegen en zijn lichaam op de juiste temperatuur te houden. Een imker haalt de honing uit de raat door deze in een apparaat rond te draaien waardoor de honing eruit loopt. Honing is dus eigenlijk bijen-kots......

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn stuifmeelkorrels?
A
Vrouwelijke geslachtscellen
B
De zaden van de plant
C
Mannelijke geslachtscellen
D
De vruchten van een plant

Slide 18 - Quizvraag



1. Hoe heet het vrouwelijke geslachtsorgaan?
2. Hoe heten de vrouwelijke geslachtscellen?
A
1. Stamper 2. Eicellen
B
1. Meeldraad 2. Stuifmeelkorrels
C
1. Helmdraad 2. Zaadcellen
D
1. Vruchtbeginsel 2. Voortplantingscellen

Slide 19 - Quizvraag

In welke delen van de voortplantingsorganen
ontstaan de geslachtscellen?

A
helmhokjes stempel
B
helmdraad stijl
C
helmdraad zaadbeginsels
D
helmhokjes zaadbeginsels

Slide 20 - Quizvraag

Wat is NIETWAAR over nectar?

A
Insecten zoeken het in de bloembodem van de plant
B
Het kan verwerkt worden in voedingsmiddelen
C
Het is een zoet sap
D
Het is honing

Slide 21 - Quizvraag

1.
Windbloemen zijn bijv. grassen en bomen.
Ze hebben bloemen die niet mooi gekleurd zijn.
2.
Windbloemen hebben een honingklier.

A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar 2 nietwaar
D
1 nietwaar 2 waar

Slide 22 - Quizvraag

opname water
vervoeren van voedingsstoffen
ademen van de plant
beschermen van de knop
Trekt insecten aan

Slide 23 - Sleepvraag

Lezen handboek en Opdrachten maken


Maak in het werkboek van blz. 66: opdracht 6 en 7

Slide 24 - Tekstslide

Herhaling : De stamper

a) De stempel
b) De stijl
c) Het vruchtbeginsel
d) Zaadbeginsel met de eicel 
     met een kern

Slide 25 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 26 - Open vraag

Wat vind je nog lastig?
Wat ga je daaraan doen?

Slide 27 - Open vraag

Het maken van een schema helpt om de stof te snappen en te leren.

Slide 28 - Tekstslide

Praktijkopdracht
Heb je tijd over, vind je het leuk om het volgende te doen?

Slide 29 - Tekstslide

Tulpopdracht
Antwoorden

Slide 30 - Tekstslide