Formatieve test bij H3.2 en 3.3 Ontwikkelingskenmerken

Test jezelf!
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Test jezelf!

Slide 1 - Tekstslide

Iets wat iedereen nodig heeft om redelijk te kunnen leven, noemen we de basisbehoeften. Noteer er vier.

Slide 2 - Open vraag

Met welk ontwikkelingskenmerk kun je de basisbehoefte 'onderwijs' meten?
A
Analfabetisme
B
Zuigelingensterfte
C
Artsendichtheid
D
Kilojoules per dag

Slide 3 - Quizvraag

Met welk ontwikkelingskenmerk kun je de basisbehoefte 'voedsel' meten?
A
Analfabetisme
B
Zuigelingensterfte
C
Artsendichtheid
D
Kilojoules per dag

Slide 4 - Quizvraag

Waarom zegt het bnp per inwoner niets over de sociale ongelijkheid in een land?

Slide 5 - Open vraag

Wat is het geboortecijfer?
A
Het aantal mensen dat geboren wordt.
B
Het aantal mensen dat geboren wordt per 1000 inwoners.
C
Het aantal mensen dat nog leeft na hun 1e levensjaar.
D
Het aantal mensen dat overlijdt.

Slide 6 - Quizvraag

Bij het geboortecijfer kun je kijken naar absolute en relatieve getallen.
Welke uitspraken zijn goed?
A
Relatief is bijvoorbeeld dat er in 2017 168.000 kinderen geboren zijn.
B
Relatief is bijvoorbeeld 11‰. Dat houdt in dat er per 1000 inwoners 11 baby's werden geboren
C
Absoluut: is bijvoorbeeld dat er in 2017 168.000 kinderen geboren zijn.
D
Absoluut is bijvoorbeeld 11‰. Dat houdt in dat er per 1000 inwoners 11 baby's werden geboren

Slide 7 - Quizvraag

Voor de beste vergelijking van bevolkingscijfers tussen landen gebruik je:
A
Absolute getallen
B
Relatieve getallen

Slide 8 - Quizvraag

In welke drie sectoren verdelen we onze bestaansmiddelen?
A
Landbouw, toerisme en defensie
B
Toerisme, diensten en bouw
C
Landbouw, diensten en tuinbouw
D
Landbouw, industrie en diensten

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord past NIET bij de primaire sector?(=landbouw)
A
tuinbouw
B
mijnbouw
C
visserij
D
fabriek

Slide 10 - Quizvraag

Hoe noemen we de sector 'industrie' ook wel?
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector

Slide 11 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij infrastructuur?
A
autowegen
B
spoorwegmuseum
C
internet
D
vliegveld

Slide 12 - Quizvraag

Redenen om te vertrekken noem je pushfactoren (push = duwen). Pushfactoren duwen migranten weg. Ze heten ook wel afstotingsfactoren.
Noem 2 voorbeelden van ' pushfactoren'

Slide 13 - Open vraag

Sleep de push- en pullfactoren naar het juiste vak 
Push-factoren
Pull factoren
Goed onderwijs
Bij familie gaan wonen
Mislukte oogsten
Vulkaanuitbarsting
Laag salaris
Geen vrijheid van meningsuiting

Slide 14 - Sleepvraag

Bevolkingsspreiding is
A
het gemiddeld aantal inwoners per km2
B
de manier waarop de bevolking over een gebied verdeeld is
C
het gelijkmatig verdelen van de bevolking over een bepaald gebied

Slide 15 - Quizvraag

Welk bedrijf wat hieronder staat is geen multinational
A
KLM
B
Philips
C
ING
D
Pizzeria Monterosso

Slide 16 - Quizvraag

Iemand die werkt als schoenenpoetser (op straat) werkt in de
A
primaire sector
B
informele sector
C
teriaire sector
D
formele sector

Slide 17 - Quizvraag

Waar in Nederland is de relatieve armoede het grootst?
A
In de Randstad
B
In de plaatsten rondom de grote steden
C
In alle grote steden
D
Aan de randen van Nederland

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een zelfbouwwijk?

Slide 19 - Open vraag

Ken je de stof al een beetje?
Ja
matig
nee

Slide 20 - Poll

Muchos succesos!

Slide 21 - Tekstslide