Vrijdag 13 dec: SO H2 Stoffen en Materialen Paragraaf 1 t/m 5
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Blader door hoofdstuk 2 Waar gaat het over denk je?
Slide 5 - Woordweb
Welke onderwerpen lijken je makkelijk?
Slide 6 - Woordweb
Welke onderwerpen lijken je moeilijk?
Slide 7 - Woordweb
Blader door de binas. Welke tabellen gaan we gebruiken denk je?
Slide 8 - Open vraag
H2: Stoffen en Materialen
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Video
Wat gaan we doen:
Slide 11 - Tekstslide
Paragraaf 2.1
Slide 12 - Tekstslide
Lesdoelen:
Aan het eind van de les weet je:
Hoe je veilig met stoffen werkt
Wat de onderdompelmethode is
Hoe je de onderdompelmethode toepast
Wat Stofeigenschappen zijn
Slide 13 - Tekstslide
Pak paragraaf 2.1 erbij (blz. 86)
Slide 14 - Tekstslide
Persoonlijke veiligheid
Veiligheidspictogram
Een plaatje dat aangeeft wat het gevaar is van een stof.
zoek deze symbolen op in de BINAS
?
Welke veiligheidmaatregelen moet je nemen?
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Aan de slag
Wat? Maak 2.1 opdracht 1 t/m 8
Hoe? Zelfstandig, overleggen mag
Hulp? Lees paragraaf 2.1 nogmaals door
Tijd? 10 min
Resultaat? Klassikaal nakijken
Klaar? Lees de rest van 2.1 en maak 9 t/m 14
timer
10:00
Slide 17 - Tekstslide
Massa
Een stof weegt iets.
We noemen dit de massa van een stof.
Symbool = m
Eenheid = kg
Slide 18 - Tekstslide
Stoffen hebben een massa.
1 ton = 1000 kg
1 kg = 1000 g
1 g = 1000 mg
Slide 19 - Tekstslide
Volume
Een stof neemt ruimte in.
We noemen dit het Volume.
Symbool = V
Eenheid = m3
Slide 20 - Tekstslide
Stoffen nemen ruimte in: Volume
Slide 21 - Tekstslide
Volume
In sommige gevallen kun je het volume ook anders bepalen.
Volume = lengte x breedte x hoogte
10 cm = 0,1 m
3 cm = 0,03 m
4 cm = 0,04 m
V = 0,1 x 0,03 x 0,04 = 0,00012 m3
V=?
Slide 22 - Tekstslide
Onderdompel methode
Vul een maatcilinder met water.
Lees de maatcilinder af
Doe het voorwerp in de vloeistof (moet helemaal onder water zitten)
Lees de maatcilinder weer af
Bepaal het verschil tussen de twee waarnemingen
Het antwoord is het volume van het voorwerp.
65 cm3
1
85 cm3
2
Volume = 85 - 65 = 20 cm3
3
Slide 23 - Tekstslide
Slide 24 - Tekstslide
Zintuigen
Slide 25 - Tekstslide
Opdracht:
Stap 1. Bereken het volume van het blokje met de geodriehoek Stap 2. Bepaal het volume van het blokje met de onderdompelmethode
Stap 3. Wat was het verschil? En hoe komt dit? Stap 4. Beschrijf het voorwerp aan de hand van stofeigenschappen Klaar? Maak 2.1 opdr. 1 t/m 8 + 9 t/m 13 + 19 + 20 + 22 t/m 25