Past simple - korte uitleg met veel verschillende vragen

Past Simple
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Past Simple

Slide 1 - Tekstslide

Today 
Past simple
Regular verbs & irregular verbs 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:

- Kan ik de basisregel van de past simple herhalen
- Kan ik de uitzonderingen in spelling toepassen
- Weet ik het verschil tussen past simple & past participle

Slide 3 - Tekstslide

Do you remember the past simple?
A
Yes
B
No

Slide 4 - Quizvraag

Past Simple
You use the past simple when something happened in the past and is finished.
The past simple is what we call in Dutch: de verleden tijd


Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Rules regular verbs
standard - verb + ed (work - worked)
1) consonant+ y = > ied (married)
2) vowel+y => ed (played)
3) short word, ends with 1 vowel + 1 consonant =
double last consonant (hug - hugged)
4) -e => d (hated)
5) vowel + L => led (cancelled)

Slide 8 - Tekstslide

past simple of 'walk'
A
walked
B
walkd

Slide 9 - Quizvraag

past simple of 'wash'
A
washed
B
washd

Slide 10 - Quizvraag

Past simple
in welke zin wordt de past simple gebruikt?
A
I have moved to Utrecht for 13 years.
B
I was moving to Utrecht.
C
I moved to Utrecht in 2010
D
I am moving to Utrecht.

Slide 11 - Quizvraag

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?
A
hele ww+ - (i)ed of irregular verb 2e rijtje
B
shit = hele ww+-s
C
vorm van to be + hele ww+ -ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 12 - Quizvraag

Past Simple:

Wat zijn de signaalwoorden van de Past Simple?
A
Tomorrow, next week, in 2025,
B
Last month, yesterday, a month ago, in 2012
C
Today, now,
D
again, always, constantly

Slide 13 - Quizvraag

Past Simple:
Welke zin gebruikt de Past Simple?
A
I have lived in London for 13 years.
B
I was living in London.
C
I lived in London in 2010.
D
I am living in Londen.

Slide 14 - Quizvraag


Past simple
Bij regelmatige werkwoorden eindigt de past simple op -t.
A
Dat is waar
B
nee, ze eindigen op -t.
C
Regelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm

Slide 15 - Quizvraag

Past Simple:
Which sentence is in the past simple?

A
I am drawing a picture.
B
I have been drawing a picture.
C
I drew a picture.
D
She was drawing a picture.

Slide 16 - Quizvraag

Past simple:

Zet dit werkwoord in de past simple: to visit


A
visits
B
visiting
C
visited
D
visit

Slide 17 - Quizvraag

PAST SIMPLE:
Which sentence uses the past simple correct?
(vraag/past simple)

A
Did you bake eggs for breakfast yesterday?
B
Did you baked eggs for breakfast yesterday?
C
Have you baked eggs for breakfast yesterday?

Slide 18 - Quizvraag

Past Simple: stop

Slide 19 - Open vraag

Past Simple: cry

Slide 20 - Open vraag

Past Simple: visit

Slide 21 - Open vraag

Past Simple: watch

Slide 22 - Open vraag

Past Simple: listen

Slide 23 - Open vraag

Past Simple of:
travel

Slide 24 - Open vraag

maak past simple: play

Slide 25 - Open vraag

past simple van 'show'

Slide 26 - Open vraag

Past Simple of:
stay

Slide 27 - Open vraag

Past Simple of:
try

Slide 28 - Open vraag

Write down a Past Simple sentence.

Slide 29 - Open vraag

What is Past simple and how can you recognize it?

Slide 30 - Open vraag

Past simple: buy

Slide 31 - Open vraag

Past simple: am

Slide 32 - Open vraag

Past simple: fly

Slide 33 - Open vraag

Past simple: do

Slide 34 - Open vraag

Past simple: take

Slide 35 - Open vraag

Past simple: read

Slide 36 - Open vraag

Past simple: speak

Slide 37 - Open vraag

Past simple: swim

Slide 38 - Open vraag

Past simple: write

Slide 39 - Open vraag

Past simple: sleep

Slide 40 - Open vraag

Past simple: ring

Slide 41 - Open vraag

Past simple van: Listen

Slide 42 - Open vraag