Michelle heeft gisteravond het werkstuk voor aardrijkskunde gemaakt, zodat
ze in het weekend naar het strand kan.
('ze' verwijst naar één woord)
Bij een bekende webwinkel heb ik twee nieuwe spellen gekocht, want die waren in de aanbieding. ('die' verwijst naar twee nieuwe spellen)
Mijn neef is Nederlands kampioen judo geworden. Dat vind ik een goede prestatie. ('dat' verwijst naar een hele zin)