plein 16 thema 2 de familie foto

  Het restaurant  "het Plein 16"

thema 2  

de Familiefoto's
start: bladzijde 37  
1 / 75
volgende
Slide 1: Tekstslide
ISKNT2Voortgezet speciaal onderwijsLeerroute 2Leerroute 3

In deze les zitten 75 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

  Het restaurant  "het Plein 16"

thema 2  

de Familiefoto's
start: bladzijde 37  

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

wat denk jij bij
familie foto's ?

Slide 6 - Woordweb

luister naar het verhaal 
1x wat hoor je ? 
vertel kort 
2de x krijg je tekst 
pak je potlood : onderstreep de moeilijke woorden 
foto's aan de muur blz 37

Slide 7 - Tekstslide

wat heb je gehoord ?

Slide 8 - Woordweb

met de tekst 
lees mee  
en zet een streep met potlood / of  schrijf op papier ! 
de moeilijke woorden ! 

Slide 9 - Tekstslide

wat is een muur
A
B
C
D

Slide 10 - Quizvraag

welke woorden horen bij de foto?
A
foto's , muur, veel
B
muur, deur, familie
C
foto's, muur, klein
D
klanten, eten, muur

Slide 11 - Quizvraag

wie hoor je in dit verhaal ?
A
Kaya , Kamil en Mia
B
Kaya, Kamil, en Marek
C
Kaya,Kiel en Marek

Slide 12 - Quizvraag

huiswerk maken volgende week 
dinsdag 28 juni - 1 juli   
* tot bladzijde 49 
opdracht  1,2,3,4,5,6 
(let op >opdracht 7,8,9, in de klas)! 
opdracht  9, 11, 12, 13, 14 
lezen 46 opdracht  19 maken 
lezen familie blz 48 opdr. 20,21 

Slide 13 - Tekstslide

doel
wat leer je ?
 
 jullie leren te zeggen en te schrijven 
"hoe iemand eruit ziet"
en wat is je mening ? 


Dit door te oefenen met schrijven
 *in de woordspin 
*en in de lesson up
1. hoe ziet hij of zij eruit ? 
2. wat is je mening over haar /hem  ? 

Slide 14 - Tekstslide

opdracht 8 
1. wie-wat 

2. doet 
 3. wanneer

4/5 hoe / waar 
Zij 
heeft 
vandaag een roze bril 
op 
Meneer Bert 
heeft 
geen haar 
op zijn hoofd
Het haar 
is
grijs 
geverfd

Slide 15 - Tekstslide

opdracht 8 
1. wie wat 

2. doet 
3. wat 
4. hoe ?
Haar bril 
is 
roze 
Meneer Bert 
is 
kaal 
Mevrouw 
de Jong 
heeft 
grijs haar

Slide 16 - Tekstslide

beschrijf de docent
opdracht 8

Slide 17 - Woordweb

blz 38 
2 manieren zeggen hoe iemand eruit ziet = over het uiterlijk. (buiten) 

Mevrouw de Jong heeft grijs haar.     /      Haar haar is grijs.  
Hij heeft kort haar.                              /      Zijn haar is kort 
Hij heeft bruin haar.                           /       Zijn haar is bruin 


Slide 18 - Tekstslide

of je mening zeggen
ik vind jou : 
mooi 
knap 
aantrekkelijk 
leuk 
zinnen:  
Dat meisje is mooi. 
ik vind je mooi .

De jongen is knap
Ik vind je knap. 

 ik vind je aantrekkelijk. 
de jongen vindt jou leuk. 


Slide 19 - Tekstslide

vinden =  dat is je mening 
dragen =  iets op of aan  je lichaam
lijken =      je ziet iets van hetzelfde 




1. hetzelfde   woorden met HET
 
 2. dezelfde   woorden met DE 

 
ik vind je leuk  / hij vindt je leuk / wij vinden je leuk.  
Zij draagt een hoofddoek / wij dragen een hoofdoek.  
ik lijk op mijn vader/  hij lijkt op zijn vader. 

de kleur haar is hetzelfde
hun haar is hetzelfde  
hun lach is dezelfde
ze hebben dezelfde neus

Slide 20 - Tekstslide

vertellen aan elkaar 
pak papier 

omschrijf  je klasgenoot 

 

HULP : gebruik de   bladzijde 38 ! 

Slide 21 - Tekstslide

omschrijf je
klasgenoot die naast je zit

Slide 22 - Woordweb

spreken : zeg iets over de leerling
 
 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

een snor hangt aan de muur
A
ja
B
soms
C
nee

Slide 25 - Quizvraag

mama draagt een baard
A
nee
B
ja
C
in de zomer
D
in de winter

Slide 26 - Quizvraag

mijn moeder haar broer is mijn oom
A
soms
B
nee
C
ja

Slide 27 - Quizvraag

een tweeling is
A
2 kinderen met hetzelfde haar
B
2 kinderen met dezelfde geboortedatum
C
2 kinderen met dezelfde geboorte- datum en jaar
D
2 kinderen van dezelfde bril

Slide 28 - Quizvraag

de sproeten
A
zijn onder het haar
B
zitten boven op de ogen
C
zijn stipjes op de neus
D
zijn stipjes op je neus en wang

Slide 29 - Quizvraag

welke zin is goed ?
A
hij is kort haar
B
zijn haar is kort
C
hij heeft haar kort
D
haar is kort zijn

Slide 30 - Quizvraag

welke zin goed ?
A
Hij heeft blond haar
B
Hij blond is haar
C
Zijn haar blond is
D
Haar haar is blond

Slide 31 - Quizvraag

welke zin is goed ?
A
de man is baard
B
De man draagt een baard
C
de man heeft een baard
D
de man dragen een baard

Slide 32 - Quizvraag

maak de zin af:

De tweeling.................
A
lijk op elkaar
B
lijken op elkaar
C
lijkt op elkaar

Slide 33 - Quizvraag

de tweeling
A
hebben dezelfde neus
B
hebben hetzelfde neus
C
D

Slide 34 - Quizvraag

de tweeling
A
hebben dezelfde haar
B
hebben hetzelfde haar
C
D

Slide 35 - Quizvraag

haar met ...........
A
tonen
B
slagen
C
krullen
D
rechte

Slide 36 - Quizvraag

welke zin is goed ?
A
zij hangt een bril
B
zij vindt een bril
C
zij draagt een bril
D
zij pakt een bril

Slide 37 - Quizvraag

doel . wat leer je? 
je het verschil te horen van de 
i en de ie 
el en de il  
Door te luisteren en te spreken
uitspraak 4

Slide 38 - Tekstslide

uitspraak 5

Slide 39 - Tekstslide

taalriedel blz 46 
en de muis 

Slide 40 - Tekstslide

de muis

Slide 41 - Tekstslide

wat betekent
niemand
A
veel mensen
B
er is niet 1
C
er zijn er 10
D
er is wel 1

Slide 42 - Quizvraag

wat betekent
"het is te dol "

A
het is niet leuk
B
het is te gek !
C
het is teveel
D
het is niet meer leuk !

Slide 43 - Quizvraag

wat is missen

Slide 44 - Open vraag

wat is heimwee

Slide 45 - Open vraag

wat is schilderen ?

Slide 46 - Woordweb

wat is behang

Slide 47 - Woordweb

wat kun je schilderen ?
A
de man
B
de muur
C
de melk
D
de zolder

Slide 48 - Quizvraag

blz 47 het meervoud 

3  manieren 
 het meervoud schrijven:  
+en 
+s en 
+'s 

Slide 49 - Tekstslide

essie gaat verhuizen

Slide 50 - Tekstslide

waar is het behang ?
A
op het dak
B
op de vloer
C
op de muur
D
op het raam

Slide 51 - Quizvraag

de tegenstelling van
mooi
A
goed
B
veel
C
lelijk
D
lekker

Slide 52 - Quizvraag

de tegenstelling van
oud
A
goed
B
jong
C
mooi
D
vies

Slide 53 - Quizvraag

de tegenstelling van
oud
A
groot
B
veel
C
lelijk
D
nieuw

Slide 54 - Quizvraag

allebei is 2

1 is ................

A
alleen
B
weinig
C
veel
D
lekker

Slide 55 - Quizvraag

niet krullen maar .............haar.

A
snor haar
B
oud haar
C
veel haar
D
steil haar

Slide 56 - Quizvraag

de tegenstelling van
lang

A
steil
B
kort
C
veel
D
krul

Slide 57 - Quizvraag

de tegenstelling van
"in de winter is het ..........."

A
warm
B
oud
C
graag
D
koud

Slide 58 - Quizvraag


de regen is nat
nu is het ...........

A
droog
B
veel
C
koud
D
zacht

Slide 59 - Quizvraag

de tegenstelling van
iemand

A
allemaal
B
niemand
C
zoveel
D
weinig

Slide 60 - Quizvraag

tegenstelling van
het huis is fraai

A
mooi
B
oud
C
lelijk
D
groot

Slide 61 - Quizvraag

de tegenstelling van
de muur is hard

A
zacht
B
groot
C
oud
D
geel

Slide 62 - Quizvraag

de tegenstelling van
slecht

A
weinig
B
goed
C
veel
D
mis

Slide 63 - Quizvraag

Heimwee is
A
hem wel weer graag willen zien
B
met hem kijken
C
daar wil ik niet naar toe gaan
D
iets wel wil kopen

Slide 64 - Quizvraag

donderdag 4 febr. 
 jouw kaartje

maakt een kaartje 
opdracht 29 
 lezen bladzijde 57 
en lezen de opdrachten 34,35,36,37  
nieuw 
lezen bladzijde 60
lees belangrijke zinnen en woorden
maken opdracht 38,39,40
klaar dan DISK of leesboek
  
  



dan taalriedel 5  blz 57 
uitspraak 6 de keuken van mijn zus

Slide 65 - Tekstslide

Slide 66 - Tekstslide

bladzijde  57 
taalriedel 5 
we herhalen de woorden van de Torenstraat.
het haar van Kaya 

Torenstraat 6

Slide 67 - Tekstslide

de woorden 
de boom is  fraai . ( mooi) 
of de straat heeft fraaie bomen.  ( mooie) 
de buren hebben rare kuren  ( = doen vreemd /lastig gedrag)
trompet = 
het nummer = wat je hoort spelen of zingen. 
opera = klassieke muziek
blote gat = in je blote kont  
Torenstraat 6

Slide 68 - Tekstslide

wegkruipen  
rondspatten 


Slide 69 - Tekstslide

we gaan complimentjes geven 
blz 60 en 61   belangrijke woorden ? 
lang - langer dan 
kort- korter dan 
taalriedel 6 
blz 62 welke woorden geven een compliment ?  
Het haar van Kaya

Slide 70 - Tekstslide

het haar is lang
mijn haar is ........
A
mijn haar is langste dan
B
mijn haar is langer
C
mijn haar is heel lang

Slide 71 - Quizvraag

mijn haar is kort
Mustafa zijn haar is .........dan
A
langer
B
korter

Slide 72 - Quizvraag

tegenstellingen 

oud - jong 
oud - nieuw 
allebei - alleen 
kaal - krullen - steil 
lang - kort 
koud - warm

iemand- niemand
mooi - lelijk 
fraai - lelijk 
hard - zacht 
slecht - goed
nat - droog  

Slide 73 - Tekstslide

welke woorden
geven een complimentje?

Slide 74 - Woordweb

wat zit je haar leuk blz 62

Slide 75 - Tekstslide