1.4 Europa na de Eerste Wereldoorlog

Europa na de Eerste Wereldoorlog
paragraaf 1.4
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Europa na de Eerste Wereldoorlog
paragraaf 1.4

Slide 1 - Tekstslide

Karl Marx was een...
A
Arbeider
B
Proletariaat
C
Keizer
D
Filosoof

Slide 2 - Quizvraag

Wat voorspelde Karl Marx?
A
Het liberalisme zou in heel de wereld overheersen.
B
De koning zou onthoofd worden in 1918.
C
De middenstand zou in opstand komen.
D
De arme fabrieksarbeiders zouden in opstand komen.

Slide 3 - Quizvraag

Wat waren de ideeën van Karl Marx?
A
De staat moet ongelijkheid promoten
B
Er bestaat alleen gemeenschappelijk bezit
C
De arbeiders nemen de macht over
D
Vijf jaren plannen leiden tot een sterke economie

Slide 4 - Quizvraag

Sleep de gebeurtenissen in de juiste volgorde:
1
2
3
4
5
6
Voedseltekorten leiden tot stakingen en demonstraties in SInt-Petersburg
Tsaar Nicolaas II treedt af.
De tsaar wil dat zijn leger tegen de demonstranten  optreedt.
Soldaten van de tsaar sluiten zich aan bij de demonstranten.
Door de Eerste Wereldoorlog gaat het steeds slechter met Rusland
Communisten onder leiding van Lenin plegen een staatsgreep

Slide 5 - Sleepvraag

Tsaar Nicolaas II stelde de Doema in.
Dit deed hij om de rust te laten wederkeren.

Wat is de Doema?
A
Een volksvertegenwoordiging.
B
Een geheime politie.
C
Werkkampen.
D
De nieuwe regering van Rusland, Nicolaas had geen macht meer.

Slide 6 - Quizvraag

Wat zijn bolsjewieken?

Slide 7 - Open vraag

1
2
3
4
Russische tsaar
Kapitalist (fabriekseigenaar)
de Russische kerk
Lenin

Slide 8 - Sleepvraag

Welke gegevens passen bij de februarirevolutie en welke passen bij de oktoberrevolutie?
Februarirevolutie
Oktoberrevolutie
Staatsgreep door de Bolsjewieken.

Tsaar Nicolaas II afgezet.
Communisme ingevoerd.
Doema (regering) neemt macht over.
Lenin neemt macht over.
Bestuur sluit vrede met Duitsland.

Slide 9 - Sleepvraag

De eerste wereldoorlog was van... tot...
A
1914-1917
B
1940-1945
C
1914-1918
D
1914-1919

Slide 10 - Quizvraag

In de Eerste Wereldoorlog ...
A
was Nederland neutraal
B
hoorde Nederland bij de Geallieerden
C
hoorde Nederland bij de Centralen

Slide 11 - Quizvraag

De Eerste Wereldoorlog was een...
A
Loopgravenoorlog
B
Atoomoorlog
C
Bliksemoorlog
D
Een totale oorlog

Slide 12 - Quizvraag

Een briefkaart uit de Eerste Wereldoorlog.

Van welke oorzaak van de Eerste Wereldoorlog
is dit een voorbeeld?
A
Modern imperialisme
B
Nationalisme
C
Bondgenootschappen
D
Wapenwedloop

Slide 13 - Quizvraag

Twee stellingen. Welke is juist?
1 De Franse regering zou deze poster kunnen gebruiken als propaganda.
2 De poster verwijst onder andere naar het modern imperialisme van Duitsland.
Bron Franse poster uit 1915, 'Veelvraat'. Daaronder staat 'te moeilijk'. De man is de Duitse keizer Wilhelm II.

Slide 14 - Open vraag

Leg in je eigen woorden uit wat propaganda is.

Slide 15 - Open vraag

Propaganda

= Reclame voor politieke ideeën of voor een
persoon via massamedia, met als doel zoveel
mogelijk mensen te overtuigen.

  • Het eigen land/idee wordt verheerlijkt
  • of, de tegenstander wordt heel negatief 
     afgeschilderd.

Slide 16 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen waarom de Republiek van Weimar grote politieke en   economische problemen kende.
  • Je kunt beschrijven hoe in Italië het fascisme opkwam.
  • Je kunt uitleggen waarom Nederland begin 20e eeuw een   neutraliteitspolitiek voerde.

Slide 17 - Tekstslide

Italië na WO1
  • Er was veel werkloosheid.
  • Veel mensen hadden behoefte aan een sterke leider
  • Veel soldaten hadden behoefte aan de structuur die ze kenden uit het   leger.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Italië na WO1
 Benito Mussolini voelde deze onrust goed aan en richtte in 1919 een eigen knokploeg op in Italië, om weer orde te
scheppen in de chaos. 
Ook ontwikkelde hij een ideologie:
het fascisme
In 1922 kwam hij d.m.v. een staatsgreep 
aan de macht.

Slide 20 - Tekstslide

Kenmerken fascisme
Het fascisme is een totalitaire ideologie.
Totalitair = volledig of totaal
Ideologie = manier van denken over hoe de maatschappij moet zijn.

--> manier van denken waarbij het totale leven van mensen wordt beheerst door de overheid die de macht heeft door middel van indoctrinatie (=hersenspoeling).


Slide 21 - Tekstslide

Kenmerken fascisme
  • De staat is het belangrijkste wat er is
  • 1 sterke leider: il duce
  • 1 partij
  • extreem nationalistisch
  • verheerlijking van geweld
  • traditionele rolpatronen man-vrouw
  • geen persoonlijke vrijheid, het collectief is belangrijker

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Bestaan er nog totalitaire regimes?
A
Ja
B
Nee

Slide 27 - Quizvraag

Kan je voorbeelden noemen van landen waar er nog steeds sprake is van een totalitair bestuur?

Slide 28 - Woordweb

Actualiteit: Italiaanse verkiezingen

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

Europa na de Eerste Wereldoorlog
paragraaf 1.4

Slide 33 - Tekstslide

Schrijf 3 kenmerken van het fascisme op.

Slide 34 - Open vraag

1.4
1914 had NL een neutraliteitspolitiek*
  • Klein land*
  • Afhankelijk handel andere landen*
  • Wilde Nederlands-Indië niet verliezen
Nederland was veilig zolang het neutraal bleef

Slide 35 - Tekstslide