Taalverzorging 1.3

Taalverzorging 1.3
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging 1.3
Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoorden:
Een werkwoord zegt wat iemand doet of wat er gebeurt.

Persoonsvorm:
Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem alle werkwoorden:
Ik zal wel een voldoende op de toets hebben, want ik heb het goed geleerd.

Slide 3 - Open vraag

wat zijn alle werkwoorden in deze zin?
Wat is de persoonsvorm:
Dit nieuwe bedrijf adverteert niet meer omdat de kosten te hoog zijn
A
dit nieuwe bedrijf
B
de kosten
C
adverteert
D
zijn

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onderwerp 
Hoe vind ik het onderwerp van een zin?
Enkelvoud of meervoud; persoonsvorm verandert mee

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het onderwerp van deze zin:
De meeste studenten hebben een baan.
A
de studenten
B
hebben
C
een baan
D
de meeste studenten

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

Taalverzorging 1.3

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout gespeld?
Zij veranderd ook nooit.
A
veranderd= goed
B
veranderd= fout

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout gespeld?
Hij geeft nooit op
A
geeft= goed
B
geeft= fout

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout gespeld?
Hij ontkend dat hij er iets mee te maken heeft.
A
Ontkend= goed
B
Ontkend= fout

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Goed of fout gespeld?
Onze leraar vind het prima dat we kletsen tijdens de les
A
vind= goed
B
vind= fout

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Best ingewikkeld misschien:

- Ik beantwoord de mail.
- Jij beantwoordt de mail.
- Beantwoord je de mail even?
- Hij beantwoordt de mail.
- Zij beantwoorden de mail.
- Maar hoeveel verschillende vormen zie je nou precies?


Is het met een d? Of met een t? Of dt misschien?

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In de tegenwoordige tijd heeft de persoonsvorm maar drie vormen:

Ik beantwoord de mail               ik-vorm
Jij beantwoordt de mail.              ik-vorm+t
Wij beantwoorden de mail.              meervoud, hele werkwoord
Er zijn maar drie vormen!

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijk? Gebruik dan het werkwoord ‘lopen’.

Soms is het onduidelijk of je de ik-vorm met of zonder -t schrijft. Vul dan eens het werkwoord ‘lopen’ in. Hoor je een -t? Dan schrijf je er een!

Beantwoord.. je die mail even?
              Loop je die mail even? 
dus: 
Beantwoord je die mail even?

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Moeilijk? Gebruik dan het werkwoord ‘lopen’.

Soms is het onduidelijk of je de ik-vorm met of zonder -t schrijft. Vul dan eens het werkwoord ‘lopen’ in. Hoor je een -t? Dan schrijf je er een!

Beantwoord.. je moeder die mail?
Loopt je moeder die mail? 
dus: 
Beantwoordt je moeder die mail?


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Maken:
- werkbladen
- licentie/ boek: taalverzorging 1.3
- verder met woorddossier, zie woorden op het bord
timer
8:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken werkbladen,
licentie
afronden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tekst

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies