Theme 3 - Food talk lesson 3

• Engels
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Food talk

Today

- Jamie Oliver

- Grammar

Mission: 

00:20

Wat voor soort maaltijd gaan ze maken?

1. Super snel thuis gemaakt
2. Supermarkt maaltijd

00:35

Wat voor soort grapje maak Jamie?

1. Hij zegt dat Buddy vier jaar oud is
2. Hij zegt dat Buddy lijkt op een jongen
3. Hij stelt Buddy voor als zijn vierde dochter

01:14

Hoe lang moet het deeg ongeveer in de keukenmachine?

02:03

Van wie wordt de eerste pizza gemaakt?

1. Jamie
2. Petal
3. Buddy

02:39

Wat probeert Jamie uit te leggen, maar lukt niet omdat Buddy precies het tegenovergestelde wilt?

1. Dat er geen ham kan op pizza
2. Dat je de pizza niet teveel moet beleggen

03:48

Wat gaat Buddy opeens doen buiten?

03:48

Wat zei Jamie over het deeg van zijn dochter?

1. Het is wat dikker dan die van Buddy
2. Het is wat dunner dan die van Buddy

02:03

Wat moeten de kinderen doen met het deeg?

1. Het nog heel goed kneden
2. Ze moeten het deeg uitrollen

01:14

Wat zijn de juiste ingrediënten?

1. Beslag, melk, zout en olijfolie
2. Zelfrijzend bakmeel, melk en citroensap
3. Zelfrijzend bakmeel, water, zout en olijfolie

00:35

Wie is Petal?

1. de dochter
2. de zoon

Some/any(een paar) 

Nu volgt er uitleg over some/any, wanneer gebruik je het? 

Vergelijk de volgende zinnen:

1. We need to buy some groceries.

2. I need one apple and two bananas.

3. We need to buy a lot of vegetables.

WHAT IS THE DIFFERENCE?

Some wordt gebruikt bij 'positieve' zinnen (+).

- I got some nice presents for Christmas this year.

- This job is going to take some time.

Any wordt gebruikt bij negatieve zinnen(-) en vragen(?).

- I didn't get any nice presents for Christmas this year.

- I looked in the cupboard but I couldn't find any biscuits.

- Have you got any idea what she is saying?

MAAR! Als je denkt dat het antwoord op een vraag "JA" is, gebruik je some:

- Can I have some sugar, please?

Grammar 7: Some and any

Some: + sentences

Any: x sentences and ?

 

(some/any = een beetje, een paar))

Oefenen

1. My little brother doesn't eat SOME/ANY vegetables. He can't stand the taste.

1. some
2. any

2. Do we have SOME/ANY popcorn left, or are we all out?

1. some
2. any

3. Are there SOME/ANY volunteers to help the teacher today?

1. some
2. any

4. I have SOME/ANY tickets left. Would you like to join me?

1. some
2. any

5. I don't have SOME/ANY sugar left. I'll go and borrow SOME/ANY from the neighbour.

1. some (1st sentence)
2. any (1st sentence)
3. some (2nd sentence)
4. any (2nd sentence)