Woordvolgorde oefenen

Woordvolgorde in zinnen
smg/mei 2.1
2024
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Woordvolgorde in zinnen
smg/mei 2.1
2024

Slide 1 - Tekstslide

Lesplanning
1e les: LessonUp; grammatica: volgorde van woorden in zinnen
2e les: Proeftoets werkwoorden
3e les: Werken in het boek 

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel 
- Je kan verschillende zinnen maken. 
- Je kan de woorden in de juiste volgorde plaatsen. 

Slide 3 - Tekstslide

Kiko ta un volgorde?

Slide 4 - Woordweb

Weten jullie het nog?
  • Gewone zin : zin met 1 werkwoord/persoonsvorm
  • Vragende zin
  • Samengestelde zin: zin met 2 werkwoorden/ 2 persoonsvormen
      

Slide 5 - Tekstslide

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Giandrick  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 6 - Tekstslide

Zin die altijd met onderwerp begint
-

 Enrico gaat naar het techniek lokaal. 
De docent legt de hele dag iets uit aan mij. 
Mijn ouders zijn soms streng.

Slide 7 - Tekstslide

Zin die niet met onderwerp begint
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint, bijvoorbeeld de tijd of de plaats:
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen
Om vijf uur kom ik 

Slide 8 - Tekstslide

Zin met gewone volgorde
Zin met inversie
Gisteren ben ik gevallen
Ik hou van pannenkoeken
Patat vind ik niet lekker.
Jan en Piet voetballen samen
Over een week begint de vakantie

Slide 9 - Sleepvraag

Maak zelf een goede zin met de volgende woorden: naar school elke dag gaan wij

Slide 10 - Open vraag

Goede zinnen
Wij gaan elke dag naar school.
Elke dag gaan wij naar school.

Wat ook nog kan:
Naar school gaan wij elke dag.

Slide 11 - Tekstslide

Maak zelf TWEE goede zinnen met de volgende woorden:
Jan elke avond kijken wil televisie

Slide 12 - Open vraag

Weet je het nog?
Zinnen maken met voegwoorden.....

Voegwoorden plakken zinnen of zinsdelen aan elkaar en geven verband aan de tekst. De tekst krijgt  'samenhang'. Bijvoorbeeld volgorde: Eerst deed ik dit, daarna dat.
Of een tegenstelling: Ik hou wel van fietsen, maar niet van wandelen. Je moet daarbij letten op de VOLGORDE

Slide 13 - Tekstslide

De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
zodat
Terwijl
dus
want

Slide 14 - Sleepvraag

Welke zin is NIET goed?
A
Ik hou van jou, want je bent lief.
B
Ik hou van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant, terwijl ik muziek luister
D
Ik ga naar school, zodat ik veel kan leren.

Slide 15 - Quizvraag

Slide 16 - Video

Welke zin is goed?
A
Als het regent, neem ik een paraplu mee.
B
Als het regent, ik neem een paraplu mee.

Slide 17 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik hoop dat hij haalt zijn examen.
B
Ik hoop dat hij zijn examen haalt.

Slide 18 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Als het donker is, ik wil geen autorijden.
B
Als het donker is, wil ik geen auto rijden.

Slide 19 - Quizvraag

Welke zin is NIET goed?
A
Ik had een onvoldoende, hoewel ik heel hard had geleerd.
B
Hoewel ik heel hard had geleerd, ik had een onvoldoende.
C
Hoewel ik heel hard had geleerd, had ik een onvoldoende.
D
Ik had een onvoldoende, maar ik had heel hard geleerd.

Slide 20 - Quizvraag

Maak een goede zin met alle woorden:
als jarig Gerson is hij een feest geeft

Slide 21 - Open vraag

Goede zinnen:
Als Gerson jarig is, geeft hij een feest.
Gerson geeft een feest, als hij jarig is.

Wat ook nog kan:
Als hij een feest geeft, is Gerson jarig.
Als Gerson een feest geeft, is hij jarig.

Slide 22 - Tekstslide

Maak een goede zin met al deze woorden:
ik doe airco wanneer het is aan een warme dag is

Slide 23 - Open vraag

Goede zinnen
Ik doe de airco aan, het een warme dag isis.
Wanneer het een warme dag is, doe ik de airco aan.


Wat ook nog kan:
Ik doe, wanneer het een warme dag is, de airco aan

Slide 24 - Tekstslide

Welke zin is NIET goed
A
Omdat het al laat is, ik ga snel naar huis.
B
Omdat het al laat is, ga ik snel naar huis.
C
Ik ga snel naar huis, omdat het al laat is.
D
Ik ga snel naar huis, want het is al laat.

Slide 25 - Quizvraag

Hoe gaat het nu bij jou met de woordvolgorde in de zinnen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Poll

Les 2: grammatica
Wat heb jij in deze lessen geleerd? Wat heb je onthouden?

Slide 27 - Open vraag

Hoe nuttig waren deze online lessen tot nu toe voor jou? Geef een cijfer tussen 1 (niet nuttig) en 10 ( heel nuttig)
110

Slide 28 - Poll