Present simple altijd, nooit of regelmatig I often watch TV
Present continuous nu bezig of aan de gang He’s watching TV right now
Past simple een moment in het verleden We got home at ten yesterday evening
Past continuous toen aan de gang She was reading when I saw her
Present perfect toen tot en met nu They have lived here for six years
Pres. Perfect cont. toen tot en met nu + nadruk I’ve been waiting for an hour
Past perfect een actie in vt vond plaats voor een andere actie in vt
I bought the dress after I had seen it on TV
Future Intentie/Voorspelling We’re going to eat out this evening
Future Voorspelling/spontane actie We will/shall arrive there at 8
Future Tijdschema's The plane leaves at 7 a.m. tomorrow