Lesson 5: Pearson section 2

Pearson section 2
Ready, set and go!
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Pearson section 2
Ready, set and go!

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today's lesson
- Starter
   irregular verbs
- Main course
   Pearson section 2
   Practice
- Dessert
   
Nynke Cnossen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

IRREGULAR VERBS
1. come
2. do
3. find
4. say
5. read
6. eat
7. forget
came
forgot
said
did
found
read
ate

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

IRREGULAR VERBS
1. begin
2. drive
3. make
4. be
5. buy
6. write
7. fly
began
flew
was/were
drove
made
bought
wrote

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 1
You will know how to use adjectives and why you have to use them.




Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Which words would you use to describe the
room you are in right now?

Slide 9 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives and Nouns

Slide 10 - Tekstslide

Studenten bedenken drie bijvoegelijke naamwoorden die iets over hun zeggen.

Laat studenten de woorden opschrijven en zeg dat ze de juiste spelling op moeten zoeken.
Loop tijdens het invullen door de klas en bespreek de woorden individueel met studenten in plaats van klasikaal.

Daarna vullen de studenten de drie woorden in op het woordweb.
I am.......

Slide 11 - Woordweb

Bespreek de woorden klasikaal.
Laat in het midden van wie de woorden zijn (voor de veiligheid) maar maak duidelijk dat dit bijvoegelijke naamwoorden (adjectives) zijn omdat ze iets zeggen over een persoon: het zelfstandig naamwoord (noun)

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjective game

Slide 13 - Tekstslide

Studenten kijken individueel naar het plaatje en proberen zoveel mogelijk adjectives op te schrijven. 

Daarna controleren in pairs en dan doorstrepen welke woorden ze gelijk hadden.  Daarna gaan de studenten hun woorden tellen.

De student met de meeste woorden in het paartje wint.
timer
1:00

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
1:00

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Adjectives
Make a story!

You need this in speaking and in writing. 


Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 2
You will know how to use linking words/conjuctions.




Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Why use a conjunction?
  • om twee dingen aan elkaar te verbinden
  • kunnen woorden, zinsdelen of zinnen zijn
  • je geeft aan wat de relatie is tussen beide delen (opsomming, reden, tegenstelling,.....) 
Why use a 
linking word / conjunction?

Slide 18 - Tekstslide

Picture = spaghetti junction Birmingham.
Why use a conjunction?
              ... ... ...               
AND   BUT   BECAUSE   THEREFORE   WHILE

Slide 19 - Tekstslide

Make a sentence using one of the conjunctions.

The cat was sleeping, while the dog was barking.
Write down examples
of an English conjunction (voegwoord).

Denk aan: 
opsomming - keuze - oorzaak - gevolg - tegenstelling - 
tijd - voorwaarde.

timer
5:00

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

English conjunction (voegwoord).

Denk aan: 
opsomming - keuze - oorzaak - gevolg - tegenstelling - 
tijd - voorwaarde.

In the next slides you will see 20 sample sentences with English conjunctions. How many of them are on your list?

Slide 21 - Tekstslide

There's an <enter> between level A2 and level B1 conjunctions.
Opsomming
He likes playing football and (en) tennis.

He likes playing both football and (zowel ... als) tennis.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Keuze
Do you want peanut butter or (of) jelly on your sandwich?

 

Would you either like the peanut butter or (of ... of) the jelly? 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Reden/oorzaak
I like to eat chocolate because (omdat) it tastes good.
As (omdat) you haven't eaten yet, let's have dinner now.
I'm going to eat a snack, for (want) I'm hungry.

I'll wear a raincoat, since (aangezien) it looks like it's going to rain.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gevolg
He kissed another girl so (dus) I broke up with him.

 
Provide detailed information so that (zodat) we can replicate the problem.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tegenstelling
I don't give money to people but (maar) I will for you.

He still failed though / although (hoewel / alhoewel) he studied hard.
 I'll take the medicine, though / even though (ondanks dat) I hate the taste.
 They have a lot of money, however (echter), they still live in a tiny house.

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijd
You are grounded until (tot, todat) you start behaving!
I'm eating that cake as soon as (zodra) they're out the door.

As / whilst (terwijl) I was leaving, the phone rang.
She was serious when (wanneer) she asked him to marry her.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorwaarde
I will call my mum if (als) I need help with anything.

 


Sheryl will go out unless (tenzij) her mum stops her.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

English conjunction (voegwoord).

You saw 20 sample sentences with English conjunctions
How many of the given conjunctions are on your list?

Slide 29 - Tekstslide

Remember: it's not only a good idea to know the meaning of these conjunctions for reading and listening.

It's also important to be able to use them for speaking and writing English.
Story without conjunctions.
We use first party cookies to personalise web content. We also use third-party cookies. Cookies can be annoying. They are useful to analyse visits to our websites. We use cookies to tailor advertisments. Some of these cookies are necessary for the website to function. Others require your consent. 

Slide 30 - Tekstslide

Why use conjunctions?

This is an example of a text without conjunctions. You need 7 sentences to give the information. 
Same story with conjunctions.
We use first party cookies to personalise web content. We also use third-party cookies. Cookies can be annoying. They are useful to analyse visits to our websites. We use cookies to tailor advertisments. Some of these cookies are necessary for the website to function. Others require your consent. 
We use both first and third-party cookies to personalise web content. Even though cookies can be annoying, they are useful to analyse visits to our websites and tailor advertisments. Some of these cookies are necessary for the website to function, whilst others require your consent. 

Slide 31 - Tekstslide

RED = 7 sentences.
GREEN = 3 sentences.

Students in the Economic department have to be able to write an email using sentences with conjunctions!
Let's exercise!
Work in a pair. 
Each pair will try to make the longest sentence using conjunctions.
No inappropriate language please!

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 3
You will know how to describe a picture. 




Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

Watch the video: tips

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

timer
0:25

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Learning goal 4
You will know what sections 1 and 2 of the exam look like. 




Slide 39 - Tekstslide

Go to Pearson and show the students what sections 1 and 2 look like. 
Don't forget
You need your username and password to login into the computer.

Test jouw gebruikersnaam en wachtwoord dus even van tevoren op een computer van school.

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

You will get this information from me!

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Tekstslide

Dessert 1.1

Four flags
- UK, Canada, Australia = Common Wealth
- USA = Independent

Four flags
- UK, USA, Australia = red, white and blue
- Canada = red and white

Four flags
- British Pounds
- Canadian, American, Australian dollars