Thema 3 Basisstof 4 en 5 Kruisingen en Stambomen

Kruisingen en Stambomen
- Herhaling vorige les
- Kruisingen
- Stambomen
- Zelfstandig werken
- Afsluiting
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kruisingen en Stambomen
- Herhaling vorige les
- Kruisingen
- Stambomen
- Zelfstandig werken
- Afsluiting

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
- Herhaling vorige les
- Kruisingen
- Stambomen
- Zelfstandig werken
- Afsluiting

Slide 2 - Tekstslide

Heterozygoot betekent dat het genenpaar voor een eigenschap bestaat uit twee ongelijke genen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Als een persoon zowel het gen voor blauwe als het gen voor bruine oogkleur bezit, is deze persoon homozygoot voor de oogkleur
A
Juist
B
Onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij een organisme dat heterozygoot is voor een bepaalde eigenschap komt het dominante gen tot uiting in het fenotype
A
Juist
B
Onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een persoon bij wie een dominant gen tot uiting komt in het fenotype kan homozygoot zijn voor deze eigenschap
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quizvraag

Combineer het juiste genotype met de juiste omschrijving
Homozygoot dominant
Intermediair fenotype
Homozygoot recessief
Heterozygoot
Aa
aa
AA
ArAw

Slide 7 - Sleepvraag

Kruisingen

In een kruisingsschema worden de generaties aangegeven

P: Ouders

F1: De eerste generatie nakomelingen (kinderen)

F2: De tweede generatie nakomelingen (kleinkinderen)


Slide 8 - Tekstslide

Het opstellen van een kruisingsschema
  1. Wat zijn de gegevens?
  2. Welke genotypen kunnen ontstaan?
  3. Wat zijn de genotypen van de ouders?
  4. Wat kunnen de geslachtscellen voor gen bevatten?
  5. Welke mogelijkheden zijn er voor het versmelten van een eicel en een spermacel

Slide 9 - Tekstslide

Fruitvliegen

Bij fruitvliegen is de eigenschap voor rode ogen dominant over dat van witte ogen. Een homozygote vlieg met rode ogen wordt gekruist met een vlieg met witte ogen. Welke genotypen en welke fenotypen kunnen de nakomelingen hebben?




Slide 10 - Tekstslide

Cavia's

Bij cavia's is de eigenschap voor kort haar dominant over dat van lang haar. Een homozygote kortharige cavia wordt gekruist met een langharige cavia. Hoe groot is de kans dat een caviababy langharig is?




Slide 11 - Tekstslide

Er zijn lang-snavelige en kort-snavelige ara's.
Er vindt een kruising plaats. 
De F1 nakomelingen bestaan voor 50 % uit heterozygoten
Drie ara's zijn lang-snavelige en één ara is een kort-snavelige ara.
Wat waren de genotypen van de ouders (Parentes)?
uitleg

      A  a
A AA Aa 
a Aa  aa 
Hoofdletter A (lang-snavelig : Aa en AA: 3 ara's) 50% Aa 
kort-snavelig: aa (1 keer aanwezig)
Aa x Aa
Aa x aa
aa x aa
AA x aa
AA x Aa

Slide 12 - Sleepvraag

Manx-katten:
mm: staart
Mm: staartloos
MM: niet geboren
Hoe groot is bij de levend geboren katten in deze kruising de kans op het hebben van een staart?
A
25%
B
33%
C
50%
D
66%

Slide 13 - Quizvraag

Hiernaast zie je een voorbeeld van een intermediaire kruising.
A
juist
B
onjuist
C
niet te zeggen

Slide 14 - Quizvraag

Stamboom
Schema waaruit je kunt afleiden welke genotypen individuen hebben, welke genen recessief en dominant zijn
Vrouw als rondje
Man als vierkantje

Slide 15 - Tekstslide

In een stamboom staat een vierkantje voor:
A
De man
B
De vrouw
C
De kinderen

Slide 16 - Quizvraag

In de afbeelding is een stamboom de overerving van albinisme bij een gezin weergegeven. De ouders uit dit gezin krijgen krijgen een vierde kind. Hoe groot is de kans dat dit kind pigment heeft?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de kruising tussen Monique en Kees?
A
AA x Aa
B
Aa x Aa
C
AA x aa

Slide 18 - Quizvraag

Zie deze stamboom, kan je afleiden welke eigenschap dominant is?
A
Ja, zwart want die komt het vaakst voor.
B
Ja, wit
C
Nee, niet af te leiden
D
Ja, want 3 heeft een ander fenotype

Slide 19 - Quizvraag


Twee witte Leghorns worden met elkaar gekruist.
De stamboom geeft de resultaten van deze kruising weer.
Wat is het genotype van de ouders?
A
Beide hebben genotype AA
B
Beide hebben genotype aa
C
Beide hebben genotype Aa
D
Eén van beide heeft genotype AA, de ander Aa.

Slide 20 - Quizvraag

Hoeveel generaties zijn afgebeeld in deze stamboom?
A
1
B
3
C
2
D
4

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk
Volgende les af: Alles t/m les 4 van het werkboek!

Slide 22 - Tekstslide