Oefenvragen Hoofdstuk 1

H1 - Arm en Rijk
Oefenvragen 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

H1 - Arm en Rijk
Oefenvragen 

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 1.1

Slide 2 - Tekstslide

We leven nu heel anders dan vroeger. Welke verandering zie je terug in woonbuurten?
A
De huizen staan heel dicht op elkaar
B
Er is veel parkeerruimte
C
Er is weinig parkeerruimte
D
De huizen staan heel ver uit elkaar

Slide 3 - Quizvraag

Wat is mobiliteit?
A
De verplaatsing van goederen via schepen
B
De verplaatsing van goederen met een vervoermiddel
C
De verplaatsing van mensen
D
De verplaatsing van mensen en goederen met een vervoermiddel

Slide 4 - Quizvraag

Welke ontwikkeling heeft de mobiliteit doorgemaakt de laatste jaren?
A
De mobiliteit is toegenomen
B
De mobiliteit is gelijk gebleven
C
De mobiliteit is afgenomen

Slide 5 - Quizvraag

Welke twee typen woningen onderscheiden we bij de buurtkenmerken?
A
Huurwoningen en gezinswoningen
B
Koopwoningen en huurwoningen
C
Huurwoningen en pachtwoningen
D
Gezinswoningen en koopwoningen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is geen voorbeeld van het begrip renovatie?
A
Het opknappen van oudere huizen
B
Het slopen van een woonwijk
C
Het aanbrengen van centrale verwarming
D
Het vernieuwen van de badkamers

Slide 7 - Quizvraag

Vul het juiste woord in:
Met sanering wordt er plaatsgemaakt voor: _________
A
Flatgebouwen
B
Overheidsgebouwen
C
Nieuwbouw
D
Er wordt alleen gerenoveerd

Slide 8 - Quizvraag

Wat is geen teken van verpaupering?
A
Slecht onderhouden huizen in een buurt
B
Lage inkomens in een wijk
C
Hogere criminaliteitcijfers
D
Aanleg van speeltuinen

Slide 9 - Quizvraag

Paragraaf 1.2

Slide 10 - Tekstslide

Wat is vergrijzing?
A
Er wonen steeds meer ouderen in een buurt
B
Er wonen steeds meer jongeren in een buurt
C
Er wonen steeds minder ouderen in een buurt
D
Er wonen steeds meer gezinnen in een buurt

Slide 11 - Quizvraag

Opleidingsniveau is een bewonerskenmerk. Vaak is hier nog een ander kenmerk aan verbonden, welk kenmerk?
A
De gezinssamenstelling
B
Het werk van mensen
C
De leeftijd van mensen
D
De afkomst van mensen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de bebouwingsdichtheid?
A
Hoeveel mensen er op 1 vierkante km wonen
B
Het aantal stoeptegels in een wijk
C
Het aantal gezinnen dat op 1 vierkante km woont
D
Het aantal huizen per vierkante km

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN voorbeeld van openbare ruimte?
A
Speeltuinen
B
Stadspark
C
Balkon
D
Plantsoen

Slide 14 - Quizvraag

Welke van de volgende kenmerken is GEEN bewonerskenmerk?
A
De leeftijd
B
De staat van de huizen
C
Het inkomen
D
De gezinssamenstelling

Slide 15 - Quizvraag

Welke van de volgende verbanden tussen bewoners en buurten is juist?
A
In een buurt met veel speeltuinen, wonen veel gezinnen
B
In een buurt met veel koopwoningen wonen veel arme mensen
C
In een buurt met veel mensen met een laag opleidingsniveau, wonen ook veel mensen met een lager inkomen

Slide 16 - Quizvraag

Paragraaf 1.3

Slide 17 - Tekstslide

Waar wordt de welvaart in een land door bepaald?
A
De mate van gezondheidszorg in een land
B
Hoeveel mensen verdienen in een land
C
Hoeveel mensen naar school gaan in een land
D
Hoeveel de rijkste mensen verdienen in een land

Slide 18 - Quizvraag

Wat kun je zeggen over de werkgelegenheid in arme landen?
A
Het is moeilijk om aan werk te komen
B
Het is gemakkelijk om aan werk te komen
C
Als je werkt heb je een hoog inkomen
D
veel mensen werken in de dienstensector

Slide 19 - Quizvraag

Over welke drie categorieën is de beroepsbevolking verdeeld?
A
Landbouw, industrie, mensenwerk
B
Mensenwerk, werken met dieren, werken met planten
C
Bouw, diensten en industrie
D
Landbouw, industrie diensten

Slide 20 - Quizvraag

Wat valt niet onder welzijn?
A
Werkgelegenheid
B
Alfabetiseringsgraad
C
Koopkracht
D
Levensverwachting

Slide 21 - Quizvraag

Welk land behoort tot de koplopers van de wereld?
A
Europa
B
De Verenigde Staten
C
Brazilië
D
India

Slide 22 - Quizvraag

Juist of onjuist?
Je kunt de welvaart of het welzijn van een land op verschillende schaalniveaus bekijken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Paragraaf 1.4

Slide 24 - Tekstslide

Waar liggen de gemeenten met de laagste inkomens in ons land?
A
Het Noorden en het Westen
B
Het Zuiden en het Westen
C
Het Noorden en het Zuiden
D
Het Zuiden en het Oosten

Slide 25 - Quizvraag