Extra

1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Have you done your Homework?
  1. Maken: 5, 6, 7 & 8
  2. Woordjes leren van 1.5
  3. Herhaal de woorden & expressions van 1.2 t/m 1.4

Slide 2 - Tekstslide

Recap

Present simple

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Hoe zat het ook maar weer???
Gebruik: wanneer iets altijd, vaak of nooit gebeurt.
Hoe: SHIT-Happens regel
She, he en it - krijgen achter het werkwoord een -s
  • I like
  • you like
  • he / she / it likes

  • we like
  • you like
  • they like

Slide 5 - Tekstslide

Grammar: Present simple
1. Wanneer gebruik je de present simple?
2. Hoe maak je de present simple? (oftewel hoe vervoeg je 'm?)
3. Zijn er belangrijke spellingsregels?
4. Zijn er uitzonderingen waar je rekening mee moet houden?

Deze antwoorden vormen je samenvatting, deze gebruik je om in groepjes aan elkaar de Present Simple uit te leggen.

Slide 6 - Tekstslide

1. Wanneer gebruik je de present simple?

Miss Terpstra drives to school every Thursday.
Feit! 
Maar vooral routine en regelmatige gebeurtenis -> 
present simple!

Vaak worden deze signaalwoorden gebruikt: 
every day, often, frequently, every Tuesday, twice a week etc.

Slide 7 - Tekstslide

Pak je schrijft er maar bij:
1. Ferdinand ..... (to be) my best friend.
2. My brother and I ..... (to fight) a lot.
3. Sarah often ..... (to walk) her dog.

Slide 8 - Tekstslide

1. Ferdinand is my best friend.
2. My brother and I fight a lot.
3. Sarah often walks her dog.

Slide 9 - Tekstslide

Present simple
We often ........... (to talk) about or holiday.
A
talk
B
talks

Slide 10 - Quizvraag

Present simple
It ....... (to start) in 10 minutes.
A
start
B
starts

Slide 11 - Quizvraag

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears

Slide 12 - Quizvraag

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits

Slide 13 - Quizvraag

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls

Slide 14 - Quizvraag

Present Simple - vraagzinnen 
Normale zin in de Present Simple:
  • She plays the piano on Sundays

Dezelfde zin maar dan in de vragende vorm:

  • Does she play the piano on Sundays?
  • Do you play the piano on Sundays?

Let op: Als je does gebruikt vervalt de 's' achter het ww

Slide 15 - Tekstslide

Present Simple - Ontkennende zinnen
Hoe maak je nu een ontkennende zin met de Present Simple?

She like(s) boxing.

Slide 16 - Tekstslide

Hoe weet je dit?
  1. Kijk om wie het gaat in de zin
  2. Bij he / she / it zet je doesn't erachter 
  3. Bij I/you/we/you/they zet je don't erachter
  4. Haal de -s in het werkwoord uit de originele zin weg als deze erin staat.
  5. Wat wordt het dan? 

                                          

Slide 17 - Tekstslide

Answer:
  • She doesn't like boxing.

Slide 18 - Tekstslide

Do of does?
....... he live in Holland?
A
do
B
does

Slide 19 - Quizvraag

Do of does?
....... Ann always call Sam?
A
do
B
does

Slide 20 - Quizvraag

Do of does?
....... Tom and Jerry fight a lot?
A
do
B
does

Slide 21 - Quizvraag

Do of does?
....... you want to send an email?
A
do
B
does

Slide 22 - Quizvraag

Don't of doesn't?
No, we ..... live in London.
A
Don't
B
Doesn't

Slide 23 - Quizvraag

Don't of doesn't?
No, she ..... like flying
A
don't
B
doesn't

Slide 24 - Quizvraag

Don't of doesn't?
No, I ..... know him
A
don't
B
doesn't

Slide 25 - Quizvraag

Don't of doesn't?
No, it ....... look good.
A
don't
B
doesn't

Slide 26 - Quizvraag

Pak je schrift erbij:
Present Simple = Tegenwoordige tijd

  1. Wanneer gebruik je de Present Simple?
  2. Hoe maak je de Present Simple?
  3. Zijn er belangrijke uitzonderingen?
  4. Signaalwoorden

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Vul de juiste werkwoordsvorm in in de zin.

1. Jonathan ..... (to say) everything to me.
2. Mister Ronald ..... (to teach) us interesting things about history.
3. Sarah ..... (to brush) her teeth every day.

Slide 29 - Tekstslide

1. Jonathan says everything to me.
2. Mister Ronald teaches us interesting things about history.
3. Sarah brushes her teeth every day.

Slide 30 - Tekstslide

Homework:
  1. Maken: 5, 6, 7 & 8
  2. Maken: 2, 3, 4 
  3. Woordjes leren van 1.5
  4. Herhaal de woorden & expressions van 1.2 t/m 1.4

Slide 31 - Tekstslide

Doe je oortjes in en bekijk volgend filmpje.

Slide 32 - Tekstslide

present simple (algemeen)
present simple (vragen)
present simple (ontkenningen)

Slide 33 - Tekstslide

What are we going to do today?
  • What have you learned last lesson?
  • Today's goal
  • Check homework
  • Grammar - revision
  • Reading
  • Individual work

Slide 34 - Tekstslide

Waarnaar verwijst myself in:
I wash myself?

Slide 35 - Open vraag

Waarnaar verwijst themselves in:
The dogs are doing drying themselves.

Slide 36 - Open vraag

Waarnaar verwijst himself in:
John likes himself?

Slide 37 - Open vraag

Vul in:
We love .... (onszelf).

Slide 38 - Open vraag

Vul in:
The TV shuts .... (zichzelf) off.

Slide 39 - Open vraag

Vul in:
You are not behaving like .... (jezelf).

Slide 40 - Open vraag

Slide 41 - Tekstslide

Wederkerende voornaamwoorden
  • I - myself:                         I hurt myself. (= mezelf)
  • You - yourself:               You ate all the food yourself. (=jezelf)
  • He - himself:                  He is talking to himself. (= zichzelf)
  • She - herself:                 Emma did it by herself. (= zichzelf)
  • It - itself:                          The lion can defend itself. (= zichzelf)

Slide 42 - Tekstslide

Wederkerende voornaamwoorden
  • We - ourselves:          We tested ourselves. (= onszelf)
  • You - yourselves:      Tim and Gerry, if you want milk,                                                                 help yourselves. (= zichzelf)
  • They - themselves:  The band call themselves 'Dire Straits'.                                                  (= zichzelf)

Slide 43 - Tekstslide

Present Simple
  • Gebruik: wanneer iets altijd, vaak of nooit gebeurt.
  • Hoe: SHIT-Happens regel
  • She, he en it - krijgen achter het werkwoord een -s
  • I like
    you like
    he likes
    she likes
    it likes
    we like
    you like
    they like

Slide 44 - Tekstslide

Sarah ... (love) ice cream.

Slide 45 - Open vraag

We ... (call) eachother every day.

Slide 46 - Open vraag