1 Klasse- 1 Stunde

• Duits
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

1 Klasse- 1 Stunde

Deutsch

die erste Stunde

Herzlich wilkommen!

Was machen wir heute? 

• sich vorstellen
• Klassenregeln
• Neue Kontakte
• (Quiz)

Lernziel:

1. Du kennst die Regeln in der Deutschstunde

2. Du weißt was du zur Stunde mitbringen musst

Jezelf voorstellen in het Duits

kennenlernen

- Wie heißt du?

- Wie alt bist du?

- Wo wohnst du?

kennenlernen

- Ich bin .... / Ich heiße ... / Mein Name ist ...

- Ich bin ... Jahre alt / Ich bin ... 

- Ich wohne in ...

Meine Regel:

RESPEKT

- Hoe kom je binnen? (rustig,  direct naar plek en spullen op tafel, tas op de grond)

-als iemand aan het woord is, de rest stil is.

-niet zonder te vragen door het lokaal lopen.

- niets gooien in de klas

- niet eten 

- Ik geef aan wanneer je je spullen mag inpakken.

Das brauchst du immer für die Stunde Deutsch!

• Neue Kontakte Deutschbuch
• Een schrift 
• Een mapje
• Een pen
• chromebook

Neue Kontakte Online

* Magister

* ELO

* Neue Kontakte

Neue Kontakte Online

Gebruik Slimstampen in Neue Kontakte

Was hast du heute gelernt?

Hausaufgaben

Ontdek de Duitse stad Hannover

Vind 3 bezienswaardigheden of interessante feiten

Was habt ihr verstanden?

Wo spricht man Deutsch?

und Ostbelgien, Südtirol (Italien), Elzas (Frankreich), Amerika, Namibia

Wat weet jij van Duitsland?

korte quiz

Uit hoeveel provincies (de Duitsers noemen het Bundesländer) bestaat Duitsland?

1. 10
2. 12
3. 20
4. 16

De hoofdstad van Duitsland is...?

1. Bonn
2. Berlijn
3. Hamburg
4. München

Hoeveel inwoners heeft Duitsland ongeveer?

1. 117 miljoen
2. 39 miljoen
3. 83 miljoen
4. 57 miljoen

Hoe zou je iemand kunnen begroeten in Duitsland? (meerdere antwoorden mogelijk)

1. Grüß Gott!
2. Hallo!
3. Guten Tag!
4. Moin!

Wat bedoelt een Duitser als hij tegen je zegt: Tschüs!?

1. Hoi!
2. Sorry!
3. Doei!
4. Wat zeg je?

Satz der Woche

Begrüßen: 

Guten Morgen! Guten Tag!

Verabschieden: 

Tschüss! Bis nächste Woche!

even testen

Ik heet ....

1. Ich heiße ....
2. Ich wohne in ...
3. Ich bin ..... Jahre alt

Ik ben .... jaar oud

1. Ich heiße ....
2. Ich wohne in ...
3. Ich bin ..... Jahre alt

Ik woon in ....

1. Ich heiße ....
2. Ich wohne in ...
3. Ich bin ..... Jahre alt

Oefenen in tweetallen

De een vraagt en de ander antwoord