H. Kapitel 3

Und jetzt ...
Theorie & oefeningen
opgave:
3.1. der - die -das
       Mehrzahl
3.2. ein - eine & kein - keine
3.3. Personalpronomen & Possesivpronomen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Und jetzt ...
Theorie & oefeningen
opgave:
3.1. der - die -das
       Mehrzahl
3.2. ein - eine & kein - keine
3.3. Personalpronomen & Possesivpronomen

Slide 1 - Tekstslide

Wiederholung Kapitel 3
der - die - das
meervoudsvorming
ein, kein en de bezittelijke voornaamwoorden

Slide 2 - Tekstslide

die-vrouwelijk,
regels ?

Slide 3 - Woordweb

die-vrouwelijk zijn:
Biologisch:  die Frau, Tante, Kuh
Woorden die eindigen op:
     -ung        (Umgebung)                           - ion    (Tradition)   
     -schaft  (Landschaft)                            - ität   (Identität)
     -eit          (Freiheit)                                    - ik        (Politik)
 -ion (Tradition)
 -ität (Identität)
 -ik (Politik)

Slide 4 - Tekstslide

die-vrouwelijk zijn:

Veel woorden op - e:     die Rose , ie Schule, die Frage

Cijfers:  die Eins, die Zwei, die Drei

Slide 5 - Tekstslide

der-mannelijk,
regels ?

Slide 6 - Woordweb

der-mannelijk zijn:
Biologisch: der Mann, Opa, Stier
Dagen, maanden, windrichtingen en jaargetijden:
                       der Montag, der September, der Norden, der Sommer
Woorden die eindigen op - ismus: der Realismus

Slide 7 - Tekstslide

das-onzijdig,
regels ?

Slide 8 - Woordweb

das-onzijdig
Alle verkleinwoorden: -chen (das Mädchen)  -lein (das Fräulein)
Nederlands > ‘het’: das Schaf, das Büro
Woord begint met Ge- en eindigt op -e: das Gelände
Letters: das A, B, C
Werkwoord zelfstandig gebruikt: das Spielen, das Schwimmen
- das Spielen




Slide 9 - Tekstslide

Zeitung
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 10 - Quizvraag

Mädchen
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 11 - Quizvraag

Eltern
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 12 - Quizvraag

Mittwoch
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 13 - Quizvraag

Schule
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 14 - Quizvraag

Herbst
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 15 - Quizvraag

Gemälde
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 16 - Quizvraag

Geschwister
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 17 - Quizvraag

Freundschaft
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 18 - Quizvraag

Journalistik
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 19 - Quizvraag

Onkel
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 20 - Quizvraag

Schwester
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 21 - Quizvraag

Ferien
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 22 - Quizvraag

Osten
A
der-mannelijk
B
das-onzijdig
C
die-vrouwelijk
D
die-meervoud

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de standaardregel voor het vormen van een mannelijk/der- woord in het meervoud?

Slide 24 - Open vraag

Meervoudsvorming der-woorden:

+ " e
der Baum - die Bäume

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de standaardregel voor het vormen van een vrouwelijk/die- woord in het meervoud?

Slide 26 - Open vraag

Meervoudsvorming die-woorden:

+ (e)n
die Frage - die Fragen
Dd

Slide 27 - Tekstslide

Wat is de standaardregel voor het vormen van een onzijdig/das- woord in het meervoud?

Slide 28 - Open vraag

Meervoudsvorming das-woorden:

+ e
das Tier - die Tiere

Slide 29 - Tekstslide

Welke woorden veranderen
NIET in het meervoud?

Slide 30 - Woordweb

Zelfst nw. veranderen NIET:
- als het woord eindigt op -chen / -lein
                                                             das Mädchen - die Mädchen
- der/das-woorden die eindigen op - el / - en / - er:
                                                              der Löffel - die Löffel
                                                              der Wagen - die Wagen              

Slide 31 - Tekstslide

Vorm het meervoud van:
der Fuß

Slide 32 - Open vraag

Vorm het meervoud van:
die Frage

Slide 33 - Open vraag

Vorm het meervoud van:
das Schaf

Slide 34 - Open vraag

Vorm het meervoud van:
das Mädchen

Slide 35 - Open vraag

Vorm het meervoud van:
die Freundin

Slide 36 - Open vraag

Vorm het meervoud van:
der Wagen

Slide 37 - Open vraag

Slide 38 - Tekstslide

(Mijn) Freundin ist nett.
A
Meine
B
meine
C
Mein
D
mein

Slide 39 - Quizvraag

Het is (haar) Hund (m) .
A
Ihr
B
ihr
C
Ihre
D
ihre

Slide 40 - Quizvraag

Das ist (jullie) Schule.
A
Euer
B
euer
C
Eure
D
eure

Slide 41 - Quizvraag

Ist das (jouw) Katze?
A
Dein
B
dein
C
Deine
D
deine

Slide 42 - Quizvraag

Ist das (Uw) Mann?
A
Ihr
B
ihr
C
Ihre
D
ihre

Slide 43 - Quizvraag

Hoe ging dit? Wat ga je nog oefenen voor de echte toets ?

Slide 44 - Open vraag