Bij deze opgave wordt gebruik gemaakt van de volgende woorden:
Groep 1: rosa
Groep 2: puer / dominus / vir / magister / templum
Groep 3: mare (maria) / opus (opera) / dux (duces)
Groep 4: manus
Groep 5: dies / res
Bijvoeglijke naamwoorden (ook in trappen van vergelijking):
acer / miser / fortis / magnus / pulcher / ingens
Voornaamwoorden:
ille / ipse / qui / quis / uter / idem / hic / is / totus / aliqui / aliquis