Samenstellingen

Samenstellingen
Tussenletter, -e-, -en- of geen tussenletter?
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Samenstellingen
Tussenletter, -e-, -en- of geen tussenletter?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel
Ik kan samenstellingen op de juiste manier spellen.

Slide 2 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -en-

Als het eerste woord alleen een meervoud heeft op -en:

bananenschil, paardensport


Slide 3 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -e-

1. Als het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is: zonnecel


2. Als het eerste woord een versterkende betekenis heeft: reuzegroot


3. Als het eerste woord (ook) een meervoud heeft op -s: gemeenteraad


4. Als het woord geen meervoud kent: rijstepap


5. Als het eerste woord geen zelfstandig naamwoord is: huilebalk



Slide 4 - Tekstslide

Regel tussenletter(s) -S-

Als je de -s- hoort en als de -s- in dezelfde soort samenstellingen ook voorkomt:

                              

mijnwerkerslamp   ->    mijnwerkersstaking





Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 5 
blz. 365
Volgt nu ...

Slide 6 - Tekstslide

Wat is juist?
A
gedachtegang
B
gedachtengang

Slide 7 - Quizvraag

gedachtegang
gedachte – heeft een meervoud op -s en op -n

Slide 8 - Tekstslide

Wat is juist?
A
paardedeken
B
paardendeken

Slide 9 - Quizvraag

Wat is juist?
A
aspergevelden
B
aspergesvelden
C
aspergenvelden

Slide 10 - Quizvraag

Wat is juist?
A
wiegelied
B
wiegenlied

Slide 11 - Quizvraag

wiegelied
wiege – het eerste deel is een werkwoordsvorm
werkwoord wiegen

Slide 12 - Tekstslide

Wat is juist?
A
zonnestraal
B
zonnenstraal

Slide 13 - Quizvraag

zonnestraal
zonne – het eerste deel komt alleen in het enkelvoud voor
zon

Slide 14 - Tekstslide

Wat is juist?
A
tomatesoep
B
tomatensoep

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
A
lachebekje
B
lachenbekje

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
A
reuzeleuk
B
reuzenleuk

Slide 17 - Quizvraag

reuzeleuk
reuze – het eerste deel is een versterkend woord

Slide 18 - Tekstslide

Wat is juist?
A
huizeverkoop
B
huizenverkoop

Slide 19 - Quizvraag

Wat is juist?
A
roggekoeken
B
roggenkoeken

Slide 20 - Quizvraag

Wat is juist?
A
boereslim
B
boerenslim

Slide 21 - Quizvraag

boerenslim
boeren – het eerste deel van de samenstelling heeft een meervoud op -en

Slide 22 - Tekstslide

Wat is juist?
A
zwanezang
B
zwanenzang

Slide 23 - Quizvraag

Maak nu zelf opdracht 6 en 7
blz. 366
alleen of in tweetallen
Klaar? Haal de antwoorden bij mij op en kijk zelf na.

Slide 24 - Tekstslide