De stam is de ik - vorm van het werkwoord.
Wanneer je de stam weet, kan je werkwoorden in de tegenwoordige tijd en verleden tijd juist schrijven.
werken - ik werk tt: werk vt: werkte
redden - ik red tt: ik red vt: ik redde
fietsen - ik fiets tt: ik fiets vt: ik fietste
Let op: je hebt soms ook woorden die al van klank veranderen.