Hoe communicatie werkt

Hoofdstuk 9
Hoe communicatie werkt
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
OmganskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 9
Hoe communicatie werkt

Slide 1 - Tekstslide

Communicatie

Slide 2 - Woordweb

Communicatie 
Overdragen van informatie aan anderen

Slide 3 - Tekstslide

Verbale communicatie= je houding, gezichtsuitdrukkingen en gebaren
EENS
ONEENS

Slide 4 - Poll

Non-verbale communicatie= communiceren door praten
EENS
ONEENS

Slide 5 - Poll

Slide 6 - Tekstslide

Welke soorten media heb je?

Slide 7 - Open vraag

Sara belt het facilitair meldpunt om een vergaderlunch te bespreken.
Wie is de zender?
A
Sara
B
Telefoon
C
Facilitair meldpunt
D
Afspraken over de lunch

Slide 8 - Quizvraag

Sara belt het facilitair meldpunt om een vergaderlunch te bespreken.
Wat is het media?
A
Facilitair meldpunt
B
Sara
C
De telefoon
D
Afspraken over de lunch

Slide 9 - Quizvraag

Mevrouw Blok kijkt op televisie een programma van omroep MAX over ouderenzorg.
Wie is de zender?
A
Mevrouw Blok
B
Omroep MAX
C
Televisie
D
Ouderenzorg

Slide 10 - Quizvraag

Mevrouw Blok kijkt op televisie een programma van omroep MAX over ouderenzorg.
Wie is de ontvanger?
A
Televisie
B
Ouderenzorg
C
Mevrouw Blok
D
Omroep MAX

Slide 11 - Quizvraag

De zender
  • Welke informatie wil ik overbrengen
  • Je bedenkt hoe je dit op een goede manier kan doen
  • Je controleert of de ander je boodschap goed begrepen heeft

Slide 12 - Tekstslide

De boodschap
  • Je informatie die je overbrengt
  • Probeer je boodschap zo duidelijk mogelijk over te brengen

Slide 13 - Tekstslide

Het medium
  • Denk goed na op welke manier je de boodschap over wil brengen.
  • Via app, email etc. zie je niet hoe de boodschap over komt.

Slide 14 - Tekstslide

De ontvanger
  • Als jij de ontvanger bent, probeer je goed te luisteren en de boodschap te begrijpen.
  • Je stelt een vraag als je het niet goed begrijpt.

Slide 15 - Tekstslide

Ruis = storing 
  1. De zender brengt de boodschap niet goed over
  2. De ontvanger begrijpt de boodschap verkeert 
  3. De boodschap is onduidelijk 
  4. De omgeving verhindert goede communicatie

Slide 16 - Tekstslide