3.4 stambomen

3.4 stambomen

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

3.4 stambomen

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt uit een gegeven stamboom afleiden welke genotypen de ouders en/of nakomelingen hebben, welk allel dominant is en welk allel recessief

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen
15 minuten uitleg over 3.4

10 minuten tijd voor het maken van de opdrachten
10 minuten stamboom maken van je eigen familie

5 minuten nabespreken opdrachten van 3.4

Slide 3 - Tekstslide

Stappen voor het maken van een stamboom

Slide 4 - Tekstslide

Stap 1: kijk welk fenotype iedereen uit de stamboom heeft
In afbeelding 1 zie je welke haarkleur iedereen heeft. Vader, moeder en twee kinderen hebben bruin haar. Eén kind heeft blond haar.

Slide 5 - Tekstslide

Stap 2: wat is het genotype van het kind met een ander fenotype dan vader én moeder?
Beide ouders hebben bruin haar. Eén kind heeft blond haar. Een fenotype dat afwijkt van dat van beide ouders, kan alleen ontstaan als beide ouders heterozygoot zijn. Het kind heeft dan van beide ouders een recessief allel gekregen. Daardoor weet je zeker dat dit kind homozygoot is voor het recessieve allel. Het genotype van dit kind is ‘aa’ (zie afbeelding 3).

Slide 6 - Tekstslide

Stap 3: schrijf bij de stamboom wat je nu weet over het genotype van de andere gezinsleden.
De gezinsleden met bruin haar hebben in elk geval één dominant allel. Bij deze personen geef je het dominante allel aan met de letter ‘A’ 

Slide 7 - Tekstslide

Stap 4: vul de genotypen zo veel mogelijk aan.
Beide ouders hebben bruin haar. Ze kunnen alleen een kind krijgen met blond haar als ze allebei heterozygoot zijn (Aa).
De kinderen met bruin haar kunnen homozygoot dominant zijn (AA) of heterozygoot (Aa).

Slide 8 - Tekstslide

Stamboom maken
Je gaat een stamboom maken van je eigen familie
Kies een fenotype (uiterlijk kenmerk) die je gaat gebruiken in de stamboom
 Bijvoorbeeld haarkleur of oogkleur

Je gaat dan bedenken wat de letters zijn van jouw familieleden
gebruik 3.3 en 3.4 als ondersteuning

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 tot en met 7


10 minuten de tijd

Slide 10 - Tekstslide

Nabespreken 

Slide 11 - Tekstslide