Ruilen over de tijd H1 paragraaf 2

Leerdoelen paragraaf 2: sparen of lenen?
  1. Je kunt uitleggen hoe het risico en de rente van leningen met elkaar samenhangen.
  2. Je kunt aangeven hoe rente en het consumentenvertrouwen met elkaar samenhangen en doorwerken op de keuzes voor sparen en lenen.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Leerdoelen paragraaf 2: sparen of lenen?
  1. Je kunt uitleggen hoe het risico en de rente van leningen met elkaar samenhangen.
  2. Je kunt aangeven hoe rente en het consumentenvertrouwen met elkaar samenhangen en doorwerken op de keuzes voor sparen en lenen.

Slide 1 - Tekstslide

3. Leerdoelgericht werken
De docent geeft het onderwerp, RTTI geformuleerde leerdoelen en de lesopbouw aan. De docent weet de leerdoelen goed te laten aansluiten bij de voorkennis en het (taal)niveau van de leerlingen. Gedurende de les wordt continu een terugkoppeling naar de leerdoelen gemaakt om de mate van beheersing te controleren.

1.2    Sparen of lenen?
Spaarmotieven (redenen om te sparen):
  1. Je gaat sparen uit voorzorg (zekerheidsmotief).
  2. Je spaart voor een doel (doelmotief).
  3. Je spaart om rente te ontvangen (vermogensmotief).

Sparen:
Het afzien van consumptie op een bepaald moment.


Slide 2 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    Sparen of lenen?
Leenmotieven (redenen om te lenen):
  1. Om tegenslagen op te vangen.
  2. Om duurzame consumptiegoederen te kopen.
  3. Om een tijdelijk tekort op te vangen.

Lenen:
Het naar voren halen van consumptie en later met rente terugbetalen.



Slide 3 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    Sparen of lenen?
Wanneer iemand besluit om te sparen of juist geld te lenen?

Dat hangt dat af van hoe belangrijk het voor die persoon is om nu geld te hebben of om het pas later uit te geven. Sommige mensen willen liever nu geld uitgeven, ook al moeten ze er later meer voor terugbetalen (door bijvoorbeeld rente op een lening). Anderen vinden het juist fijn om geld opzij te zetten voor de toekomst, zelfs als dat betekent dat ze nu minder kunnen uitgeven. Dit verschilt per persoon.

Kortom, het gaat erom hoe graag iemand geld nu wil hebben of juist later wil gebruiken. Dit bepaalt of iemand liever spaart of leent."

Slide 4 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 20 op pagina 19.

Slide 5 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.

1.2    Sparen of lenen?
Soorten leningen (meest voorkomend):

1. Consumptief krediet. Bijvoorbeeld: credit card, rood staan, 
persoonlijke lening.
2. Hypothecaire lening. Meest gekozen leenvorm voor het kopen
van een huis.

De hoogte van het rentetarief dat iemand die leent moet betalen 
is afhankelijk van de kans dat die persoon zijn lening niet kan 
terugbetalen.


Consumptief krediet:
Alle geldleningen die bedoeld zijn voor de aanschaf van consumptiegoederen.


Hypothecaire lening:
Lening met een onroerend goed als onderpand.



Slide 6 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Voorbeeld
"Als iemand geld leent, wil een bank dat geld terugkrijgen met rente, wat extra geld is dat je moet betalen bovenop het geleende bedrag. Hoe groter het risico dat de lener het geld niet terugbetaalt, hoe hoger de rente die de bank vraagt. Dit komt omdat de bank zichzelf wil beschermen tegen dat risico.
 
Als je een stabiele baan hebt en altijd op tijd je rekeningen betaalt, ziet de bank jou als een veiligere klant. Je krijgt dan een lagere rente. Maar als je weinig inkomen hebt of schulden, dan neemt de bank meer risico en zal de rente hoger zijn om dat risico te compenseren."

Slide 7 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

Voorbeeld vervolg
Als de bank meer zekerheid wil dat je de lening terugbetaalt, kunnen ze vragen om een onderpand. Dat is iets van waarde, zoals een huis of auto, dat de bank kan verkopen als je niet betaalt. Omdat het onderpand de bank helpt het risico te verlagen, kan de rente dan ook lager zijn. 

Slide 8 - Tekstslide

5. Concrete en herkenbare voorbeelden
De docent maakt gebruik van praktische en concrete voorbeelden die voor leerlingen herkenbaar zijn in hun eigen leefwereld om tot beter begrip te komen. De docent doet hierbij een beroep op dual coding. Door het visuele en het verbale te combineren vergroot de docent de kans dat lesstof beter bij de leerlingen blijft beklijven.

1.2    Sparen of lenen?
Samengevat:

Geldgevers (beleggers) laten de hoogte van de rente afhangen
van het risico dat ze lopen:
Hoog risico              hogere rente door grotere risicopremie
Laag risico               lagere rente door kleinere risicopremie

Risico(premie):
Als het risico op niet terugbetalen groot is zal de geldgever een grotere risicopremie eisen.

Slide 9 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

1.2    Sparen of lenen?
Sparen of lenen hangt ook samen met het 
consumentenvertrouwen in de economie.

Consumentenvertrouwen ↑                 leningen ↑ en sparen ↓
               rente ↑

Consumentenvertrouwen ↓                 leningen ↓  en sparen ↑
               rente ↓


Consumentenvertrouwen:
Het vertrouwen dat consumenten hebben in de economie.


Slide 10 - Tekstslide

4. Inclusieve didactiek
De docent past een inclusieve didactiek toe door de interactie, eventueel in de thuistalen, in de klas te stimuleren om tot beter begrip van de lesstof te komen. De docent creëert een contextrijke leeromgeving door actief de culturele achtergronden van leerlingen bij de lesinhoud te betrekken. Hierin is de docent zich bewust van de verschillen in de klas. Door flexibel of heterogeen te differentiëren blijft iedereen bij de les betrokken. Gedurende de les reageert de docent positief en proactief op gedrag en maakt het daarmee makkelijker voor leerlingen om gewenst gedrag te laten zien.

Aan de slag
Maak opgave 22 op pagina 20.

Slide 11 - Tekstslide

6. Actieve verwerking
De docent maakt expliciet over hoe de leerstof actief verwerkt dient te worden. Hierbij modelleert de docent eerst en laat daarna de leerlingen actief inoefenen. De ondersteuning wordt geleidelijk afgebouwd. De docent zorgt voor afwisseling in oefentypes en maakt gedurende de les het leren zichtbaar. De docent zet bijvoorbeeld in op hardop denken opdrachten en koppelt daar een geïnformeerde vervolgstap aan.